Kweek:
Zilverbekjes bouwen hun
nestjes in hier en daar opgehangen halfopen nestkastjes maar ook maken
ze wel een vrijstaand nest in een struik. Als bouwmateriaal gebruiken ze
(lange) droge grashalmen, mos, donsveertjes, en uitgeplozen sisaltouw.
Voor het bekleden van het nest maken ze erg graag gebruik van veertjes.
Groot voordeel hiervan is dat de eitjes perfect geïsoleerd zijn en
vrijwel allemaal uitkomen, ook als het nog erg koud is. (Voor het
verkrijgen van voldoende veren kan een oude (donzen) kussen nog altijd
goede diensten bewijzen). Het nest wat ze bouwen is kogelvormig. Het popje legt doorgaans tussen de 4 en 6
eitjes in het nestje. De eitjes worden door zowel het mannetje als het
popje bebroed. De eitjes komen na 12 tot 14 dagen uit. De jongen worden dan
door beide ouders gevoerd. De jongen verlaten na ca. 19
dagen het nest en zijn na 3 weken zelfstandig. Na ongeveer 3 maanden
zijn de jongen op kleur en bijna niet meer van de oudervogels te
onderscheiden. Als de jongen
zelfstandig zijn kunnen ze, indien de broedruimte voldoende groot is,
bij de ouders blijven.
Mutaties:
Bij het zilverbekje hebben
zich al verschillende mutaties voorgedaan. Voorbeelden hiervan zijn:
bruin, donkerbuik, isabel en ino.
A. van Kooten