De
yellow-vented-blue-bonnetparkiet komt voor in het binnenland van Zuid
Australië, westelijk Nieuw Zuid Wales en zuidelijk Queensland. Ze
bewonen hier vooral de droge gebieden.
Blue-bonnetparkieten
zijn bewoners van savannen. Ze leven in gebieden met weinig bomen en
zeer verspreid voorkomend hoger en minder dicht type struikgewas dat
bestaat uit dwergachtige eucalyptusstruiken. In Australië wordt een
dergelijke vegetatie aangeduid met mallee. Deze struiken zijn bestand
tegen het zeer droge klimaat waarin blue bonnetparkieten vertoeven.
Naast mallee gebieden komen blue bonnetparkieten ook voor in
eucalyptusbossen langs de oevers van
rivieren. Ze worden vaak waargenomen in paren of, en dan alleen buiten
de broedtijd, in kleine groepjes van 6 tot 10 vogels. Ze vertoeven veel
op de grond waar ze op zoek zijn naar voedsel. De voeding in het wild
bestaat vooral uit zaden van grassen, onkruiden en allerlei wilde
planten. Minder vaak worden vruchten, bloesemnectar, bladknoppen en
insecten opgenomen. De red-vented-blue-bonnetparkiet komt in zijn
verspreidingsgebied vrij algemeen voor en wordt vaak gezien rond
boerderijen en drinkplaatsen van vee.
Gedrag
Blue-bonnetparkieten zijn zeer agressieve en wilde voličrevogels. Het
zijn dan ook beslist geen vogels die samen met andere vogels in een (gezelschaps)voličre
gehouden kunnen worden. Bekend is dat ze parkieten aanvallen en soms
doden die groter zijn dan zijzelf. Hun vechtlustig karakter maakt ook
dat bij het samenstellen van de paren er goed op gelet moet worden of
de vogels elkaar verdragen. Is dit niet het geval dan zal de man
zondermeer de pop doden. Bij het samenstellen van paren kunnen daarom
het beste jonge vogels bij elkaar geplaatst worden. Jonge vogels zijn
veelal verdraagzamer tegenover elkaar. In het algemeen zullen deze paren
dan ook, wanneer ze geslachtsrijp zijn, veel minder problemen opleveren.
Het is ook erg belangrijk om niet direct, bij verlies van een partner,
een andere partner te geven. In een dergelijk geval is het beter de
vogels eerst aan elkaar te laten wennen en ze in naast elkaar liggende
voličres te plaatsen. Zorg er hierbij voor dat er altijd dubbelgaas
tussen de voličres is aangebracht. Indien dit niet het geval is zal dit
onvermijdelijk tot zeer ernstige verwondingen aanleiding geven.
Belangrijk om nog te weten is dat de vogels behoorlijke lawaaischoppers
zijn.
Broedproces in het wild
In het wild broeden de vogels van juli tot december, echter afhankelijk
van de regenval ook wel op andere tijdstippen. De
Naretha-blue-bonnetparkiet broedt na overvloedige regenval. Zo werden
door onderzoekers in maart en april maar ook in augustus en september
broedparen waargenomen. Blue bonnetparkieten broeden in holten van dikke
takken en bomen, vaak op een hoogte tot 4 meter. Heel vaak betreft het
dode bomen. In tegenstelling tot de meeste Australische parkieten worden
maar zelden eucalyptusbomen als broedboom gekozen. De afstand van het
invlieggat tot de bodem van de nestholte kan variëren van 50 tot 150 cm.
De nestholten bevinden zich op hoogten die variëren van 0,2 tot 4 meter.
boven de grond. Nestholten met een open uiteinde worden niet gekozen. Ze
hebben een duidelijke voorkeur voor nestholten met een ietwat nauwe
ingang. Een legsel bestaat gewoonlijk uit 4 – 6 eitjes die om de dag
door de pop worden gelegd. Meestal begint de pop bij het tweede ei te
broeden. De pop broedt alleen en doet dit zeer vast. Tijdens het broeden
wordt ze op regelmatige tijden door de man gevoerd. Het eerste ei komt
na ongeveer 20 dagen uit. De jongen worden door de pop gevoerd. Alleen
wanneer de jongen voor het invlieggat zitten te bedelen worden ze door
de man gevoerd. De jongen verlaten op een leeftijd van ongeveer 4 weken
het nest. Hierna worden ze nog drie tot vier weken door de ouders
gevoerd. Als de jongen zelfstandig zijn trekken ze nog geruime tijd met
de oudervogels op. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan het eerste
broedsel door een tweede gevolgd worden.
Broedproces in de voličre
Blue-bonnetparkieten
vertoeven in het algemeen veel op de grond en mogen graag klimmen. Het
daarom verstandig om in de voličre regelmatig (verse) klimtakken aan te
brengen. Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een
afmeting van 60 cm hoog, een bodemoppervlak van 18 x 18 cm. en een
invlieggat van maximaal
Ć
4,5 cm. Als de vogels een grotere opening nodig hebben dan maken ze het
zelf wel groter. Een klein invlieggat blijkt erg belangrijk voor blue
bonnetparkieten om zich veilig te voelen net als trouwens een (kleine)
binnendiameter van de nestholte. Naast zelf gemaakte broedblokken is het
aan te raden ook natuurblokken te verstrekken zodat de vogels zelf hun
keuze kunnen maken. Als nestmateriaal kan gebruik worden gemaakt van
vermolmd hout, houtspaanders en of zaagsel welke vermengd wordt met
potgrond of turf. De nestblokken kunnen het beste begin maart in de
voličre opgehangen worden omdat blue bonnetparkieten vaak al vroeg in
het jaar, zo omstreeks half februari, broedneigingen vertonen.
Dan ook laat de man zijn prachtige balts
zien. Hierbij richt hij zich hoog op de poten op en maakt trillende
bewegingen met zijn vleugels. Onderwijl maakt hij met zijn kop snel
knikkende bewegingen en draait hij met zijn gespreide staart heen en
weer. Bij dit alles staat zijn kopbevedering, als een soort van kuif,
fier overeind. Als ook de pop in de juiste broedstemming verkeerd zullen
al vrij snel paringen tussen beide vogels waargenomen kunnen worden. Om
de broeddrift van de pop te stimulerende is het verstandig om voor het
invlieggat een dun plankje of een stuk boomschors aan te brengen. De pop
zal dan veel moeten knagen om een opening te creëren die toegang geeft
tot het nest. Met name dit knagen wakkert bij haar de broeddrift aan.
Maak wel een gaatje van ongeveer 1 cm in het plankje en of boomschors
zodat de pop alvast een begin heeft. Wanneer beide vogels in
broedstemming zijn zie je ze vaak naast elkaar van de ene zijde van de
voličre naar de andere zijde vliegen. De man kan dan de pop zo fel
achtervolgen dat deze in het nestblok vlucht. Ook komt het nogal eens
tot vechtpartijen tussen beide. Het is echter wel zo dat rustige stellen
over het algemeen geen jongen voortbrengen. Voor goede broedresultaten
moet er wat dat betreft vuur en passie in de vogels zitten. De pop legt
4 tot 5 eieren die ze om de dag legt en alleen bebroed. Meestal begint
de pop bij het 2e ei te broeden. Tijdens het broeden komt de
man regelmatig voor het invlieggat zitten om de pop te voeren. Ook is er
voortdurend contact tussen beide vogels door middel van zachte
fluittonen. De broedduur is ongeveer 19 dagen. In de eerste week worden
de jongen alleen door de pop gevoerd, daarna helpt ook de man bij het
voeren van de jongen. Na 7 dagen zijn de eerste veerstoppels bij de
jongen zichtbaar. Na 7 – 8 dagen kunnen de jonge vogels geringd worden
met ringmaat 5,5 mm. Na ca. 10 dagen zijn bij de jongen de staart- en
vleugelpennen zichtbaar en na 15 dagen zijn deze ongeveer 1 cm. lang. Na
3 weken zitten ze voor ongeveer 75% in de veren en na 30 dagen volledig.
Het duurt dan niet lang meer alvorens ze uitvliegen. Het eerste jong
vliegt veelal na ongeveer 5 weken uit. Pas uitgevlogen jongen zijn nog
zeer schrikachtig en wild. Goed vliegen kunnen ze dan nog zeker niet.
Toch leren ze dit erg snel en het duurt dan ook niet lang of ze zijn net
zo snel als de oudervogels. Vier weken nadat de jongen zijn uitgevlogen
zijn ze zelfstandig. Ze moeten dan bij de ouders vandaan gehaald worden
omdat er anders gerede kans bestaat dat ze aangevallen (en gedood)
worden door de man. Jonge vogels zijn op een leeftijd van 10 tot 12
maanden volledig op kleur. Van een goed broedkoppel kan gedurende een
lange reeks van jaren plezier beleefd worden.
Mutaties
Bij de yellow-vented-bluebonnetparkiet is
een lutino en cinnamon mutatie opgetreden. Beide mutaties vererven
geslachtsgebonden recessief
A. van Kooten