Herkomst en leefwijze van de witruglori
De witruglori heeft zijn verspreidingsgebied op Nieuw Guinea en op de
nabij gelegen eilanden Salawati en Japen. Ze bewonen hier bosgebieden en
gebieden met open bosbestanden tot op hoogten van 2400 meter. Buiten de
broedperiode leven de vogels in kleine groepen tot zwermen van meer dan
100 vogels. In ´slaapbomen´ komen ze zelfs bij duizenden voor. Het
voedsel wat ze tot zich nemen bestaat in hoofdzaak uit kruidachtige
planten, nectar, bloesems en vruchten.
De voeding
Lories stellen hele andere eisen aan de
voeding dan de meeste andere kromsnavels. Gelukkig zijn er heden
ten dage diverse volwaardige kant en klaar
voeders voor lories en andere zachtvoereters in de handel. In de meeste
gevallen zijn de vogels hier dan ook prima op te houden. Betreffende
voeders kunnen variëren van korrelig tot poedervormig en moeten worden
aangelengd met water. Tegenwoordig zijn er ook pellets in de handel die
speciaal voor lories zijn ontwikkeld.
F. Beswerda,een goede vriend van mij, was één van de eerste kwekers in
Nederland die succesvol kweekte met lories. Na jarenlang
geëxperimenteerd te hebben met de voeding voor zijn lories ontwikkelde
hij uiteindelijk een recept waarmee hij zeer goede kweekresultaten
behaalde en haalt. Dit recept bestaat uit twee gelijke delen en ziet er
als volgt uit:
1. Een
moes van fruit en groente. Deze wordt gemaakt van appels, peren,
aardbeien, ananas, wortelen, komkommers en andere groente- en
fruitsoorten die op dat moment beschikbaar zijn (geen bananen en
sinaasappelen, deze kunnen namelijk darmstoornissen veroorzaken).
2. Een
mengsel van nutrix rijstebloem, bambix, eivoer en insectenvoer, waaraan
vervolgens nog een theekopje roosvicè, twee theelepeltjes gistocal, een
half theelepeltje zeewier, een dessertlepel multivitamine, een theekopje
druivensuiker en een flinke hoeveelheid honing wordt toegevoegd.**
Bovenstaand mengsel wordt vervolgens aangelengd met water tot dat het de
dikte heeft bereikt van yoghurt. Het voer kan in grotere porties worden
aangemaakt en in de diepvries bewaard.
** Voor ´mengsel 2´ kan eventueel ook een kant en klaar lorivoer
gebruikt worden.
Bovenstaande voeding kan eventueel dagelijks nog worden aangevuld met
een weinig zonnebloempitten en trosgierst (wordt niet door alle soorten
gegeten).
Naast bovenstaande voeding kunnen, indien voorradig, wilgentakken en
onrijpe gras- en onkruidzaden aan de vogels gegeven worden.
Verder is belangrijk om het voedsel van lories in vrij zware voerbakjes
aan te bieden. Dit voorkomt dat de vogels ze omgooien en of er mee gaan
spelen, wat ze graag doen! Verder is het van belang dat het voer niet te
dik is. Bij het oplikken van het lorivoer met de penseeltong steken ze
de snavel vrij diep in het voer. Hierbij komt voer op de bevedering wat
ze vervolgens verwijderen door met de kop te schudden. Bij een te dik
voer zullen de resten van de kop ´vliegen´ en overal in de volière
terecht komen. Daarnaast zullen er bij een te dik voer voedselresten aan
de snavel blijven kleven, die op den duur een korst kunnen vormen op en
boven de snavel. Dit kan op zijn beurt weer aanleiding geven tot
vervelende schimmelinfecties bij de vogels.
Huisvesting van lories
Een volière voor lories dient een minimale lengte te bezitten van 3
á
4 meter, een breedte van 1 meter en een hoogte van ca. 2 meter. Een
langere volière is niet echt nodig omdat lories geen typische vliegers
zijn. Ze houden meer van klauteren, springen en klimmen. De volière
dient daarom klimbomen, dikke stukken touw en ander speelgerei te
bevatten. Verder moet
het
verblijf gemakkelijk schoon te houden zijn, dit in verband met de dunne
ontlasting van de vogels. Dit betekent dat de de wanden en de vloeren
het beste van gladde materialen, bijvoorbeeld trespa of tegeltjes kan
zijn vervaardigd.
Kweken met de witruglori in de volière
Nestblok:
De vogels dienen het gehele jaar door een dikwandig broedblok tot hun
beschikking te hebben omdat ze hier niet alleen in broeden maar er ook
de nachten in door brengen. Het nestblok cq. ‘de slaapkast’ dient een
afmeting te hebben van 40 cm. hoog en een bodemoppervlak van 25 x 25 cm.
Het invlieggat dient een diameter te hebben van 7 cm.
Voor het uitvoeren van nestcontroles is het handig om op een hoogte van
10 cm. boven het bodemoppervlak een inspectieluikje te maken.
Nestmateriaal:
Als nestmateriaal dient een mengsel van potgrond en houtspaanders en of
alleen houtspaanders in het blok te worden aangebracht. Deze laag mag
niet te dik zijn en moet flink aangestampt worden zodat eventueel
gelegde eieren niet in de houtkrullen wegzakken. Als er jongen zijn
dient, vanwege de dunne ontlasting van de jongen, met enige regelmaat
het nestmateriaal ververst te worden.
Kweek:
Witruglories zijn over het algemeen geen moeilijke broedvogels. De pop
legt twee eieren die na een ongeveer 24 dagen uit komen. Jonge
witruglories groeien, in tegenstelling tot andere loriesoorten, vrij
langzaam. Ze hoeven dan ook pas op een leeftijd van drie tot vier weken
te worden geringd met ringmaat 7 mm. De jongen vliegen op een leeftijd
van 10 tot 12 weken uit en worden dan nog geruime tijd door de
oudervogels (bij) gevoerd. Ook als de jongen al zelfstandig eten blijven
ze nog geruime tijd bedelen om voedsel bij de ouders. Na ongeveer zeven
maanden zijn de jonge vogels volledig op kleur en nog maar nauwelijks te
onderscheiden van de ouders.
Bijzonderheden
De rode kleur van de vogels kan variëren van diep rood tot helder geel.
In het verleden gaf dit aanleiding om de gele variëteit als een aparte
ondersoort,
P. f. incondita
te beschouwen. De diverse kleurvariëteiten worden nu echter als één en
dezelfde soort beschouwd. Sommige auteurs vermelden dat de gele vogels,
nog niet op kleur zijnde jonge vogels zijn. Dit is echter beslist
onjuist. Jonge witruglories hebben bij het uitvliegen bijna dezelfde
kleur als de ouders, de kleur is alleen iets minder intensief.
A. van Kooten