Ondersoorten:
Bij de witbuiknon worden de
volgende ondersoorten beschreven:
Loncura spectabilis spectabilis
De nominaatvorm heeft een egaal zwarte kop en een
warm bruin rugdek. De borst en de buik zijn wit tot crème wit van
kleur. De onderstaart is zwart en de bovenstaartdekveren en stuit
zijn strogeel van kleur.
Loncura spectabilis
wahgiensis
Bij deze soort zijn de bovendelen van de bevedering donkerder
bruin van kleur.
Loncura spectabilis
mayri
Deze ondersoort is lichter bruin van kleur en heeft een
lichtgele bovenstaart.
Loncura spectabilis
gajduseki
Het onderlichaam is bij deze ondersoort geelbruin i.p.v. wit.
Karakter:
Driekleurnonnen zijn over
het algemeen verdraagzame vogels en kunnen dan ook prima in een
gezelschapsvolière met andere vogels en soortgenoten worden gehouden.
Omgevingstemperatuur:
Witbuiknonnen kunnen in een volière met een vorst- en
tochtvrij nachtverblijf overwinteren.
Voeding:
Als voeding dient
een goede zaadmengeling voor tropische vogels en of volièrevogels, een
goed samengesteld eivoer/krachtvoer en bij voorkeur kiemzaad verstrekt
te worden. Om aan de behoefte van dierlijke eiwitten in de voeding
tegemoet te komen kan het beste een insecten-/universeelvoer toegevoegd
worden (bijvoorbeeld 50 eivoer, 50% universeelvoer). Vooral in de
periode dat de vogels jongen hebben is het belangrijk dat ze de
beschikking hebben over dierlijke eiwitten. Extra dierlijke eiwitten
kunnen, naast het verstrekken van een goed samengesteld eivoer/universeelvoer,
verstrekt worden in de vorm van bijvoorbeeld miereneieren, buffalowormpjes, (geknipte) meelwormen,. Naast bovenstaande voeding is het noodzakelijk
dat de vogels dagelijks de beschikking hebben over vers en fris bad- en
drinkwater en mogen ook vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet
ontbreken. Voor extra informatie over voeding
klik hier.
Kweek:
Witbuiknonnen
broeden zowel in een gezelschapsvolière als in een broedkooi (afmeting
80 x 40 x 40 cm.). Ze maken graag gebruik van half open en of gesloten nestkastjes
(15 x 10 x 10
cm. met een invlieggat van 3,5 cm.). Gemiddeld legt het popje 3 tot 5 eitjes. De eitjes worden
in hoofdzaak door het popje bebroed. Na ongeveer 14 dagen komen de jongen uit het ei. Op een leeftijd van ca. 3 weken vliegen de jongen uit. Hierna worden ze nog enkele weken
door de oudervogels (bij)gevoerd alvorens ze zelfstandig zijn. Bij het
uitvliegen zijn ze bijna geheel bruin van kleur. Pas na ongeveer 6 maanden zijn de jongen
volledig op kleur en niet meer van de
oudervogels te onderscheiden.
A. van Kooten