Pionites leucogaster
xanthomaria wordt echter als een tussenvorm gezien tussen
Pionites leucogaster en
Pionites melanocephala. Kruisingen tussen beide soorten komen
namelijk zowel in het westelijk deel van hun verspreidingsgebied als in
het noorden van Mato Grosso voor.
Verspreiding:
De zwartkopcaique,
Pionites melanocephala melanocephala, heeft zijn verspreidingsgebied
in het Zuidoosten van Columbia, een groot deel van Brazilië,
het noordoosten en het zuiden van Venezuela, Guyana en Suriname.
De ondersoort
Pionites melanocephala pallida
heeft zijn verspreidingsgebied in Zuid Colombia, zuidwaarts tot
Noordoost Peru en Oost-Equador.
De Pionites leucogaster
leucogaster of wel Witbuikcaique heeft zijn verspreidingsgebied in
Noord-Brazilië, ten zuiden van het
Amazone gebied in de provincie Pará en in het noordoosten Mato Grossos
tot het oostelijk deel van het Amazone gebied.
Pionites leucogaster xantthurus komt
voor in Noordwest Brazilië.
Grootte:
Alle bovengenoemde
soorten zijn ongeveer 23 cm. groot.
Geslachtsonderscheid:
Tussen beide
geslachten is geen uiterlijk waarneembaar verschil. Daarom is de enige
manier om zekerheid over het geslacht te krijgen die van endoscopisch- en of DNA (veer)onderzoek.
Karakter:
Caiques worden wel de clowns
onder de vogels genoemd. Dit geeft al aan dat er veel plezier aan deze
vogels is te beleven. Het zijn geen echte vliegers maar meer acrobaten
die overwegend springen, klimmen en klauteren. Het zijn zeer
nieuwsgierige vogels die zeer aanhankelijk richting hun verzorger(s)
kunnen worden. Ze zijn bijzonder speels en aanvaarden maar al te graag
alle mogelijke speeltuigen. Een wilgentak en of tak van een fruitboom
wordt in enkele ogenblikken op een katachtige wijze van zijn schors
ontdaan. Nadeel van caique's is dat ze vrij schrille (fluit)kreten
uitten. Vooal als de vogels in paren worden gehouden kunnen ze
behoorlijk wat lawaai produceren.
Omgevingstemperatuur:
In het algemeen velangen
deze vogels wel wat warmte.
De soort dient derhalve de beschikking te hebben over een goed af te
sluiten droog en verwarmd nachtverblijf. Het is aan te bevelen de
temperatuur niet onder de 10 °C te laten komen.
Huisvesting:
De volière dient een minimale lengte te bezitten van 2,5 meter, een
breedte van 1 meter en een hoogte van ca. 2 meter. Zoals reeds opgemerkt
onder 'Omgevingstemperatuur' moeten de vogels kunnen beschikken over een
goed af te sluiten droog en verwarmd nachtverblijf. Het nachtverblijf
dient een afmeting te hebben van ca. 2x1x2 meter (lxbxh).
Voeding:
Als basis kan aan de vogels
een grove zaadmengsel gegeven worden aangevuld met maïskolven in
halfrijpe toestand. Verder walnoten, zonnebloempitten (met mate),
ongebrande pinda's, boekweit, lijnzaad, haver, witzaad, trosgierst en
kiemzaad. Daarnaast mag ook fruit (appel, sinaasappel, banaan, kiwi,
vijgen e.d.) en allerlei groenten en onkruiden (sla, spinazie, andijvie,
wortelen, vogelmuur e.d.) niet op het menu ontbreken. Ook mag niet
vergeten worden de vogels van tijd tot tijd verse wilgen- en fruittakken
te geven. Hier zullen ze de bladknoppen van eten en de schors zal
gebruikt worden voor de bekleding van het nest.
Kweek:
De vogels dienen het gehele
jaar door een nestkast tot hun beschikking te hebben omdat ze hier de
nachten in door brengen. De 'slaapkast' zal ook, indien er geen andere
nestkasten voor handen zijn, gebruikt worden als nestgelegenheid. Het
nestblok dient een afmeting te hebben van 30 cm. hoog en een
bodemoppervlak van 20x20 cm. Vaak knagen de vogels houtspaanders van de
binnenzijde van de nestkast. Deze worden vervolgens gebruikt om er een
komvormig nest van te bouwen. De broedtijd hier in Europa ligt zo rond
mei. De pop legt 3 - 5 eieren. De broedduur ligt tussen de 23 en 25
dagen. De jongen vliegen op een leeftijd van ca. 9 weken uit. Ze zijn
dan nog zeer onhandig en kunnen beter klimmen en klauteren dan vliegen.
Twee tot drie weken nadat ze zijn uitgevlogen zijn de jongen zelfstandig.
A. van Kooten