De Chinese tijgervink is fel
rood en heeft alleen kleine witte stipjes op de flanken. De
geelbuiktijgervink heeft, zoals de naam al doet vermoeden, een duidelijk
warmgele buik. De nominaatvorm heeft zijn
verspreidingsgebied in India, de geelbuiktijgervink in Birma en de
eilanden Flores en Timor. De Chinese tijgervink heeft zijn
verspreidingsgebied in Zuid-Vietnam en op de eilanden Hainan, Java en
Lombok.
Grootte:
De tijgervink is ongeveer 10
cm. groot.
Geslachtsonderscheid:
Bijzonder is dat de man in
de broedperiode een zogenaamd 'broedkleed' heeft. In de broedtijd is de
man donker oranjerood met een zwarte buik. Buiten de broedperiode zijn
de geslachten vrijwel gelijk.
Karakter:
De tijgervink is een
prima vogeltje voor de gezelschapsvolière. Buiten de broedtijd kunnen
meerdere vogels bij elkaar gehouden worden maar tijdens de broedperiode
niet meer. Als de koppels zich dan gevormd hebben zullen de nesten
agressief verdedigd worden. Het is daarom noodzakelijk niet meer dan
één paartje in de
volière
te houden. Met andere soorten zullen
over het algemeen niet gauw problemen ontstaan.
Omgevingstemperatuur:
Tijgervinken kunnen ’s winters
beter niet buiten gehouden worden. Ze houden van
warmte. Daarom moeten ze ‘s winters in een (matig) verwarmd (binnen)verblijf
gehouden worden. Ook is het voor het welzijn van deze vogeltjes van
belang dat de volière op een beschutte plaats staat, waar wind en regen
weinig invloed hebben.
Voeding:
Als voeding dient een goede zaadmengeling voor
tropische vogels
en of volièrevogels, een goed samengesteld eivoer/krachtvoer en bij voorkeur kiemzaad
verstrekt te worden. Om aan de behoefte van dierlijke eiwitten in de
voeding tegemoet te komen kan het beste een insecten-/universeelvoer
toegevoegd worden (bijvoorbeeld 50 eivoer, 50% universeelvoer).
Vooral in de periode dat de vogels jongen hebben is het belangrijk
dat ze de beschikking hebben over dierlijke eiwitten. Extra
dierlijke eiwitten kunnen, naast het verstrekken van een goed
samengesteld eivoer/universeelvoer, verstrekt worden in de vorm van
bijvoorbeeld (geknipte) meelwormen, miereneieren, buffalowormpjes.
Ook lusten ze graag
groenvoer en kleine hoeveelheden onkruiden. Naast bovenstaande voeding is het noodzakelijk dat de vogels
dagelijks de beschikking hebben over vers en fris bad- en drinkwater
en mogen ook vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet ontbreken.
Voor meer informatie over de voeding klik hier.
Kweek:
Ze bouwen hun nestjes in hier en daar opgehangen
halfopen
nestkastjes maar bouwen ook wel een vrijstaand nest in een struik. Als bouwmateriaal gebruiken ze
(lange) droge grashalmen, mos,
donsveertjes, en
uitgeplozen sisaltouw. Het nest is kogelvormig. Het
popje legt doorgaans 5 tot 6 eitjes in het nestje.
De eitjes worden door beide vogels bebroed. De opfok
van de jongen is alleen succesvol als de vogels kunnen
beschikken over levend voer zoals fruitvliegjes, bladluis,
spinnetjes, miereneieren en of
(geknipte) meelwormen. Daarnaast dienen ze ook de beschikking te hebben over universeelvoer, opfok- en groenvoer
en grit. De eitjes komen na 11 tot 13 dagen uit. De jongen worden dan
door beide ouders gevoed. De jongen moeten met ringmaat 2 mm. geringd
worden. De jongen verlaten na ca. 20 dagen het nest en zijn dan na
ongeveer 3 weken zelfstandig.
Mutaties:
Bij de tijgervink kennen we
de mutatie geelsnavel
A. van Kooten