Omgevingstemperatuur:
Eenmaal geacclimatiseerd hoeft het houden van staalvinken geen problemen op te leveren
in ons land. Wel
ben ik van mening dat een volière waarin deze vogels worden
gehouden een goed afgesloten en droog nachtverblijf dient te
bezitten. Ook verdient het aanbeveling de vogels niet beneden temperaturen van 5 °C te houden.
Voeding:
Als voeding dient
een goede zaadmengeling voor tropische vogels en of volièrevogels, een
goed samengesteld eivoer/krachtvoer en bij voorkeur kiemzaad verstrekt
te worden. Om aan de behoefte van dierlijke eiwitten in de voeding
tegemoet te komen kan het beste een insecten-/universeelvoer toegevoegd
worden (bijvoorbeeld 50 eivoer, 50% universeelvoer). Extra dierlijke eiwitten
kunnen, naast het verstrekken van een goed samengesteld eivoer/universeelvoer,
verstrekt worden in de vorm van bijvoorbeeld (geknipte) meelwormen,
miereneieren, bladluizen, fruitvliegjes, spinnetjes, buffalowormpjes. Naast bovenstaande voeding is het noodzakelijk
dat de vogels dagelijks de beschikking hebben over vers en fris bad- en
drinkwater en mogen ook vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet
ontbreken. Voor meer informatie over de voeding
klik hier.
Kweek:
Evenals de wida's zijn staalvinken polygaam d.w.z. dat ze gebruik maken
van andere vogels om hun eieren uit te broeden en hun jongen op te
voeden. Hier dient dus rekening mee gehouden te worden tijdens de kweek.
Bekend is dat ze graag gebruik maken van de nesten van vuurvinken omdat
deze vogels niet moeilijk doen over het grootbrengen van 'pleegkinderen'.
Ook
Helena-fazantjes,
Angola-blauwfazantjes en
bonte astrildes worden als gastheren gebruikt. Het is dus belangrijk dat
staalvinken met dergelijke vogels samen worden gehouden in een goed
begroeide, ruime gezelschapsvoliere.
Een andere mogelijkheid is om de eigen eieren van de pleegouders te
merken en daarna de eieren van de staalvink over te leggen naar het nest
van Japanse meeuwtjes. Japanse meeuwtjes zijn namelijk zeer goede
pleegouders. Door bovenstaande zal duidelijk zijn dat staalvinken
niet de gemakkelijkste broedvogels zijn.
A. van Kooten