GESLACHTSONDERSCHEID:
De pop is minder fel rood en heeft een kleinere snavel. Ook is de
kop van de pop in het algemeen kleiner. Verder zijn de wangvlekken
bij de pop minder wit (meer grijswit) dan bij de man. Rosella poppen
kunnen echter het best worden onderscheiden door de kleine
grijsachtig bruin gekleurde veertjes rond het oog, die bij de man
ontbreken.
VERSPREIDINGSGEBIED EN VOEDING
VAN DE ROSELLA
De rosella komt voor in zuidelijk Nieuw Zuid Wales en Victoria tot
in het zuidoosten van Zuid Australië. De natuurlijke leefomgeving van de meeste rosella's is open bosland
of spaarzaam bebost grasland (savannen). In de loop van de tijd is
een deel van hun verspreidingsgebied bewoond en bebouwd geraakt.
Veel soorten hebben zich prima aan deze omstandigheden kunnen
aanpassen en zijn dan ook doorgedrongen tot in de tuinen en het
bouwland van de bewoners.
De voeding van rosella’s bestaat vooral uit zaden van grassen en
allerlei wilde planten. Verder voeden ze zich met vruchten,
bloemsemnektar, bladknoppen, en diverse soorten insecten en hun
larven. Door hun voorkeur voor bloesem van fruitbomen kunnen ze
aanzienlijke schade toebrengen aan boomgaarden. Rosella’s mogen ook
graag boerderijen opzoeken om daar te foerageren op gemorst graan op
erven, stoppelvelden en in hooibergen. Het gemorste graan bij de
boerderijen heeft voor de boeren geen enkele waarde meer. Ze richten
daarom weinig schade aan, behalve dan wanneer ze zich te goed doen
aan bloesem van boomgaarden. Tot op heden is niet geheel duidelijk
in hoeverre rosella’s afhankelijk zijn van de landbouw.
Waarschijnlijk maken ze er alleen maar gebruik van en zijn ze (nog)
niet afhankelijk van de landbouw. Toch schuilt het gevaar dat ze op
den duur te afhankelijk worden van de landbouw. Als we daarbij
bedenken dat de landbouw niet alleen in Nederland maar ook in
Australië een onzekere toekomst heeft, dan is enige ongerustheid in
dezen gerechtvaardigd.
DE VOEDING IN GEVANGENSCHAP
In gevangenschap dient de voeding te bestaan uit een goede
zaadmengeling voor grote parkieten, onkruidzaden en vruchten. In de
periode dat de vogels jongen hebben moeten ze ook ruimschoots de
beschikking hebben over dierlijke eiwitten. Naast het verstrekken
van eivoer is het verstandig meelwormen en maden, als bijvoeding te
verstrekken (bijvoorbeeld 2 meelwormen per jong per dag). Bij een
tekort aan dierlijke eiwitten zien we ook vaak dat de vogels hun
jongen onvoldoende voeden en uiteindelijk zelfs in de steek laten.
Hetzelfde gedrag zien we bij Europese wildzangvogels, die ook hun
jongen in de steek laten wanneer er onvoldoende dierlijke eiwitten
voor handen zijn. Dagelijks vers en fris bad- en drinkwater is noodzakelijk, terwijl
ook maagkiezel en grit niet op het menu mogen ontbreken.
HET KARAKTER VAN ROSELLA'S
Rosella’s zijn van nature erg vechtlustig, vooral tegenover
soortgenoten. Door het vechtlustig karakter dient je als kweker bij
het samenstellen van de paren er daarom goed op te letten of de
vogels elkaar verdragen. Enige tijd de vogels gadeslaan is hierbij
een vereiste omdat de gevechten zo hevig kunnen zijn dat direct
ingrijpen noodzakelijk is. Het is ook erg belangrijk om niet direct, bij verlies van een
partner, een andere partner te geven. In een dergelijk geval kunt u
de vogels het beste aan elkaar laten wennen door ze in naast elkaar
liggende rennen te plaatsen. Verder is het belangrijk om bij het
samenstellen van paren altijd het mannetje in de volière van de pop
te plaatsen en niet omgekeerd!
Voor het verkrijgen van goede broedresultaten is het verder van
belang nooit rosella-soorten naast elkaar te plaatsen, maar de
aangrenzende ren(nen) te bevolken met niet verwante soorten.
HUISVESTING
Het houden van rosella's hoeft geen problemen te geven in ons land.
Ook in Australië trotseren ze immers koud en vochtig weer. Hoewel ik
weet dat veel kwekers de vogels in een volière houden zonder echt
nachthok (wel goed beschut en voorzien van een dak en dichte
achterzijde en zijkanten en een afgeschermde voorzijde) ben ik toch
van mening dat een volière waarin rosella’s worden gehouden een goed
afgesloten en droog nachtverblijf dient te bezitten. De ren dient
een lengte van 3 á 4 meter te hebben en ± 1 meter breed te zijn.
Zelf houd ik de vogels in rennen van 3 meter lang en 0.80 m. breed.
Daarnaast bezitten alle rennen bij mij een apart nachtverblijf. In hun natuurlijke omgeving komen rosella’s buiten de broedperiode
in kleine groepjes maar ook wel in zwermen voor. Het zal u uit het
voorgaande duidelijk zijn geworden dat rosella’s paarsgewijs in
aparte rennen gehouden dienen te worden.
Zoals reeds eerder opgemerkt is het onverstandig de soorten in naast
elkaar gelegen rennen te houden. Veel beter is het in naast gelegen
rennen onverwante soorten te houden. Ten aanzien van dit advies wil
ik nog opmerken dat alle soorten zeer nauw aan elkaar verwant zijn.
In streken waarin de verspreidingsgebieden elkaar overlappen komen
vruchtbare bastaarden dan ook veelvuldig voor. Zo schijnt de rosella
in het wild regelmatig te paren met de bleekkop rosella. De jongen
hiervan hebben rood in de veren van de kop. Gezien bovenstaande is
het daarom niet ondenkbeeldig dat, wanneer we verschillende soorten
houden, mannen en poppen van verschillende soorten "op elkaar vallen".
Ook daarom is het van belang de soorten niet in naast elkaar gelegen
rennen te houden!
BROEDPROCES
In Australië nestelen rosella's op allerlei geschikte plaatsen,
zelfs in houten grens- en telefoonpalen. Meestal nestelen ze echter
in holle takken of boomholten. Een gekozen nest wordt dan veelal
verder uitgehold en schoongemaakt.De broedtijd van rosella's valt in Australië vanaf ± september tot
in december. Bij ons in de volière begint de broedtijd zo rond
februari (afhankelijk van het weer!). In de volière kunnen we het
best een nestkast geven van 60 cm hoog en een bodemoppervlak van 25
x 25 cm. De middellijn van het invlieggat dient ± 7 cm. te zijn. Als
nestmateriaal kan het best vochtig houtmolm, turf en of
rottend hout worden gegeven. Met nadruk schrijf ik hier vochtig
omdat de nesten in het wild vaak ook vochtig zijn! Het verdient de
voorkeur een broedstel de keuze te geven uit meerdere broedblokken (minstens
2). Heeft een paartje eenmaal een broedblok gekozen dan kan de
andere(n) worden weggehaald.Bij het plaatsen van het broedblok is
het verder van belang het blok zo te hangen dat het invlieggat naar
het donkerste gedeelte van de volière wijst.
De eerste kenmerken dat het mannetje paarlustig wordt is het
spreiden van de staartveren en het zogenaamde staart schudden (=het
horizontaal op en neer slaan van de gespreide staart). De balts
bestaat verder uit vriendelijk klinkende lokroepen, waarbij het
mannetje de vleugels enigszins laat afhangen en zijn borstveren
opzet. In deze stemming zal het mannetje snel overgaan tot inspectie
van de opgehangen nestblok(ken). Als het popje zijn voorbeeld volgt
en langere tijd in het nestblok blijft is dat een teken dat de keuze
is bepaald.
Opgemerkt dient te worden dat in de broedperiode de mannetjes de
gewoonte hebben achter hun pop aan te jagen, dit blijft echter
altijd zonder ernstige gevolgen.
In de tijd die dan komt zullen er (nog) diverse paringen
plaatsvinden en na ± 14 dagen mag het eerste ei verwacht worden. De
eitjes worden om de dag, en veelal in de vroege ochtenduren,
gelegd. Gemiddeld legt de pop 5 eieren, die alleen door haar worden
bebroed. De eieren hebben een grootte van ± 24x22 mm. en zijn wit
van kleur. Dit is overigens bij vrijwel alle holenbroeders het
geval omdat de eieren niet gecamoufleerd hoeven te worden voor
eventuele vijanden. Tijdens het broeden verlaat de pop 2 á 3 keer
per dag het nest om zich te ontlasten. Na 20 -21 dagen wordt het
eerste jong geboren. Zoals reeds eerder opgemerkt is het in deze
periode van belang dat er ruim dierlijke eiwitten (eivoer,
meelwormen, maden e.d.) voorradig zijn. Ook in hun natuurlijke
omgeving verorberen de vogels immers insecten en larven van insecten,
die worden verkregen door het verwijderen van boomschors en verrot
hout. De eerste 10 dagen worden de jongen overwegend door de pop
gevoerd. Na 10 dagen, als de jongen sneller beginnen te groeien,
worden ze door beide oudervogels gevoerd. De jongen verlaten na ± 5
weken het nest en worden nog enkele weken door de oudervogels
gevoerd/bijgevoerd. Afhankelijk van de soort duurt het vaak 15 tot
18 maanden voordat ze volledig op kleur zijn. Veel soorten brengen
bij een goede verzorging twee broedsels per jaar voort. eeft zich eenmaal een goed kweekstel gevormd dan is hier gedurende
lange tijd plezier aan te beleven. Er zijn namelijk broedstellen
bekend die na dertig jaar nog actief en vruchtbaar(!) zijn en jongen
voortbrengen.
De jongen van rosella’s dienen met ringmaat 5,4 mm. te worden
geringd.
A. van Kooten