Uiterlijke kenmerken en geslachtonderscheid
Roodrugparkiet - Psephotus haematonotus haematonotus
Formaat: 27 cm.
Gewicht: 60 – 70
gram.
Man: De
hoofdkleur is overwegend groen. De kop en hals zijn blauwachtig
groen van kleur terwijl de borst meer geelgroen is. De buik is geel
en de vleugels zijn blauwachtig groen met op de voorste
vleugeldekveren een gele vlek. De stuit is rood. De
onderstaartdekveren zijn witachtig terwijl de buitenste staartveren
blauwachtig groen van kleur zijn. De snavel is zwart en de poten
zijn grijs.
Pop: De
hoofdkleur is overwegend olijfgroen. De onderzijde van de borst en
de buik zijn meer bleek olijfgroen van kleur. Buik- en
vleugeldekveren bezitten zwarte randjes. Op de vleugelboog bevinden
zich enkele blauwe veertjes. In vergelijking met de man ontbreekt
het rood op de rug en het heldere geel op de buik en vleugels.
Jongen: De jongen zijn in het geheel matter van kleur. De geslachten
zijn reeds in het nest te onderscheiden, doordat de mannetjes een
intensievere groene kopkleur bezitten en ook al rood op de rug
vertonen. In een enkel geval willen popjes ook wel eens wat rood
laten zien in de rugveren. In het algemeen zal het
geslachtsonderscheid van de jongen echter geen problemen opleveren.
Op een leeftijd van 6 – 7 maanden zijn de jongen volledig op kleur.
Bleke roodrugparkiet - Psephotus haematonotus caeruleus
Formaat: 25 cm.
Man: Kleur
gelijk aan psepthotus h.haematonotus, echter in het geheel
veel bleker en meer blauwachtig van kleur. Het rood op de rug is bij
deze soort veel bleker, meer oranje rood, van kleur. Pop: Gelijk aan
psepthotus h.haematonotus alleen duidelijk bleker en meer
grijs van kleur. Jongen: Gelijk aan de jongen van de psepthotus
h.haematonotus.
Verspreidingsgebied en leefgebied
Roodrugparkiet - Psepthotus h.haematonotus
De
roodrugparkiet komt voor in zuidoost Australië met uitzondering van
het Cooper-Creek gebied. Verder komt hij voor in het noordoosten van
Zuid Australië en in het zuidwesten van Queensland.
Bleke roodrugparkiet - Psephotus h.caeruleus
De bleke
roodrugparkiet komt voor in het Cooper Creek gebied, het noordoosten
van Zuid Australië en het zuidwesten van Queensland.
De natuurlijke
leefomgeving van roodrugparkieten is open beboste savannen. Meestal
in de nabijheid van water. Hier brengen ze een groot deel van de
tijd door op de grond op zoek naar voedsel. Graszaden zijn hun
hoofdvoedsel maar ook verschillende onkruidzaden worden graag
genuttigd. Opvallend is dat ze vaak pas op het laatste moment
wegvliegen als ze benaderd worden. In de loop van de tijd is een
deel van hun verspreidingsgebied bewoond en bebouwd geraakt.
Roodrugparkieten hebben zich prima aan deze omstandigheden kunnen
aanpassen en zijn dan ook doorgedrongen tot in de tuinen, parken en
het bouwland van de bewoners. Gewoonlijk worden ze paarsgewijs of
in kleine groepen aangetroffen. In de winter echter komen zwermen
van 100 vogels en meer voor.
Gedrag
Roodrugparkieten zijn overwegend rustige, stille vogels. Verder zijn
het sterke vogels die geen bijzondere eisen aan de verzorging
stellen. Ze zijn dan ook uitermate geschikt voor de beginnende
liefhebber. Zowel man als pop laten een zacht melodieus gezang
horen. In Duitsland worden ze daarom singsittich genoemd. Buiten de
broedtijd kunnen ze samen met andere vogels worden gehouden.
Soortgenoten in eenzelfde verblijf kunnen ze echter niet verdragen.
Het zijn weinig schuwe vogels die ons klimaat prima kunnen
verdragen. De beste kweekresultaten worden verkregen wanneer de
vogels in aparte volières worden gehouden. Belangrijk om te weten is
dat roodrugparkieten ideale pleegouders zijn voor andere
sierparkieten. Door kwekers van met name de duurdere soorten
Australische parkieten, wordt hier vaak dankbaar gebruik van
gemaakt.
Broedproces in het wild
Roodrugparkieten
broeden overwegend in eucalyptusbomen. Het broedseizoen loopt van
augustus tot december. Als er vroeg in het seizoen al veel regen
valt beginnen de vogels in het noordelijke en westelijke
verspreidingsgebied reeds in mei te broeden. De nestholten kunnen
zowel vlak boven de grond als hoog in de bomen worden aangetroffen.
Soms liggen de nestholten maar enkele centimeters onder de ingang
maar ook nestholten met een diepte van 2 meter komen voor. Ook
broedt de roodrugparkiet wel in verlaten nesten van andere vogels,
in broedgangen van bijeneters en onder de strodaken van schuren. De
pop legt 4 – 7 witte eieren. De eieren worden om de dag gelegd en
alleen door de pop bebroed. Tijdens het broeden wordt de pop door de
man gevoerd. Hij doet dit buiten de nestholte. De broedduur is 19
dagen. De jongen vliegen na ruim ongeveer 30 dagen uit en worden dan
nog 2 tot 3 weken door beide oudervogels (bij)gevoerd alvorens ze
zelfstandig zijn. Na het uitvliegen sluiten de jongen zich samen met
hun ouders aan bij andere groepen roodrugparkieten om
gemeenschappelijk op zoek te gaan naar voedsel.
Broedproces in de volière
R
oodrugparkieten
zijn op een leeftijd van 1 jaar geslachtsrijp en kunnen dan ook al
ingezet worden voor de kweek. Als nestgelegenheid kan een nestblok
verstrekt worden met een afmeting van 40 cm hoog, een bodemoppervlak
van 15 x 15 cm. en een invlieggat van Æ 6 cm. Het is verstandig
meerdere nestblokken te verstrekken zodat de vogels zelf hun keuze
kunnen maken. Als nestmateriaal kan gebruik worden gemaakt van
rottend hout, houtspaanders en of zaagsel welke vermengd wordt met
potgrond of turf. De nestblokken kunnen begin maart in de volière
worden opgehangen.De pop legt 4 tot 7 eitjes die om de dag worden
gelegd. De eitjes worden alleen door de pop bebroed. Meestal begint
de pop bij het 3e eitje te broeden. Tijdens het broeden
komt de pop regelmatig uit het broedblok om zich te laten voeren
door de man. Het eerste jong wordt na ongeveer 19 - 20 dagen
geboren. In de eerste week worden de jongen alleen door de pop
gevoerd, daarna helpt ook de man bij het voeren van de jongen. De
vogels laten over het algemeen nestcontroles gemakkelijk toe. De
jongen moeten op een leeftijd van ca. 7 dagen worden geringd met
ringmaat 4,5 mm. Na ca. 10 dagen zijn bij de jongen de staart- en
vleugelpennen zichtbaar en na 20 dagen zitten ze voor ongeveer 75%
in de veren. Het eerste jong verlaat meestal tussen de 30e
en 35e dag het nest. Twee tot drie weken nadat de jongen
zijn uitgevlogen zijn ze zelfstandig en kunnen ze bij de ouders
vandaan gehaald worden.
Mutaties
Bij de
roodrugparkiet kennen we inmiddels de volgende mutaties.
Opaline
- vererft geslachtsgebonden recessief
Cinnamon
- vererft geslachtsgebonden recessief
Fallow
- vererft geslachtsgebonden recessief
Ino (albino en
lutino) - vererft geslachtsgebonden recessief
Pastel - vererft autosomaal
recessief
Blauw - vererft autosomaal
recessief
Zeegroen - vererft autosomaal
recessief
Bont - vererft autosomaal
recessief
Donkerfactor - vererft autosomaal
dominant
A. van Kooten