Man: Het
voorhoofd , de schedel en de nek zijn donkerrood van kleur, de
wangen geelgroen. De rug en de vleugels zijn fel groen evenals de
middelste bovenstaartveren. De buitenste staartveren zijn blauw met
witte stippen. De stuit en de bovenstaartdekveren zijn geelgroen van
kleur. De borst en de bovenbuik donker violet. De onderbuik en de
onderstaartveren donkerrood. De kenmerkende lange slanke snavel is
witachtig grijs van kleur en de poten grijsachtig. Pop: De pop is in
het algemeen minder briljant van kleur. De borst is bij de pop meer
grijsachtig blauw van kleur en de kopkleur varieert van roodgevlekt
groen tot volledig groen. Een ander belangrijk geslachtsonderscheid
is de vorm van de kop en de grootte van de snavel. De kop van de pop
is vaak kleiner en veel meer rond dan die van de man. Daarnaast is
de snavel van de pop vaak duidelijk kleiner. Jongen: Jonge vogels
lijken op de pop. Ze hebben een groene kop en nek met een roodachtig
bruine halsband. De borst is eveneens roodachtig bruin van kleur. Op
de buik zijn de jongen flets violetblauw van kleur. Jonge mannen
krijgen hun volwassen verenkleed gewoonlijk op een leeftijd van 12 –
15 maanden.
Verspreidingsgebied en leefgebied
Het
verspreidingsgebied van de redcapparkiet is vrij beperkt, het
strekt zich uit over de zuidwesthoek van West-Australië, vanaf Perth
in het noorden tot de zuidkust bij Esperance. In dit gebied is hij
grotendeels afhankelijk van de eucalyptusboom, eucalyptus
calophylla. Het zijn met name de zaden van deze boom die een
belangrijke voedselbron vormen voor de redcapparkiet. Zijn
kenmerkende lange slanke snavel is uitermate geschikt om de zaden
uit de langwerpige, urnvormige appels van deze eucalyptusboom te
halen.
Gedrag
De
redcapparkiet is nerveus van aard. Tegenover andere vogels zijn ze
agressief en ze kunnen dan ook beslist niet met andere vogels in één
volière gehouden worden. Het zijn relatief lawaaiige vogels, vooral
‘s ochtends en ’s avonds. Een vreemd verschijnsel bij deze parkiet
is dat ze zonder aanwijsbare oorzaak zo maar dood in de volière
kunnen worden aangetroffen. Ze worden door sommige kwekers dan ook
wel als ‘gevoelig’ bestempeld. Niet onbelangrijk om te weten is dat
het echte ‘slopers’ zijn. Een volière van hout is over het algemeen
geen lang leven beschoren, zelfs niet als de vogels steeds over
voldoende verse takken kunnen beschikken.
Broedproces in het wild
In Australië
broedt de redcapparkiet van begin augustus tot december. Ze broeden
in het wild in nestholtes of holle takken van eucalyptusbomen. De
nestholten zijn over het algemeen diep en bevinden zich vaak op
grote hoogte . Een onderzoeker vond eens een nest met een diepte van
4 meter onder het invlieggat. De pop legt 4 – 6 eieren. De eieren
worden om de dag gelegd en komen na ca. 20 dagen uit. De pop bebroed
de eitjes alleen. De eerste week worden de jongen door de pop
gevoerd, hierna helpt ook de man bij het voeren van de jongen. De
jongen verlaten na ongeveer 35 dagen het nest. Hierna worden ze nog
ongeveer 2 tot 3 weken door de ouders (bij)gevoerd. Nadat de jongen
zelfstandig zijn verlaten ze al vrij snel de ouders.
Broedproces in de volière
Belangrijk bij
redcapparkieten is dat de volière op een rustige plaats ligt. Door
hun nerveuze aard zijn ze zeer gevoelig voor verstoringen. Als
nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting
van 70 cm hoog, een bodemoppervlak van 20 x 20 cm. en een invlieggat
van Æ 7 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken te verstrekken
zodat de vogels zelf hun keuze kunnen maken. Als nestmateriaal kan
gebruik worden gemaakt van rottend hout, houtspaanders en of zaagsel
welke vermengd wordt met potgrond of turf. De nestblokken kunnen
begin maart in de volière worden opgehangen. Hoewel redcapparkieten
al vaak na één jaar broedrijp zijn worden de beste broedresultaten
verkregen met broedstellen die 2 jaar of ouder zijn. De pop legt 4
tot 7 eitjes die om de dag worden gelegd. De eitjes worden alleen
door de pop bebroed. Tijdens het broeden komt de man regelmatig in
of voor het broedblok om haar te voeden. Het eerste jong wordt na 20
– 21 dagen geboren. In de eerste week worden de jongen alleen door
de pop gevoerd, daarna helpt ook de man bij het voeren van de
jongen. De vogels zijn zeer gevoelig voor nestcontroles. Indien
nestcontrole noodzakelijk is dient dit zeer voorzichtig te gebeuren
en alleen dan wanneer beide vogels van het nest af zijn. Belangrijk,
zo niet een must, is het verstrekken van (veel) fruit en groenten
aan de vogels. Vooral als er jongen zijn kan het verstrekken van
zoete appels mee helpen de jongen succesvol groot te brengen. Na 7
dagen worden de eerste veerstoppels bij de jongen zichtbaar. De
jongen moeten op een leeftijd van ca. 8 dagen worden geringd met
ringmaat 6 mm. Na ca. 10 dagen zijn bij de jongen de staart- en
vleugelpennen zichtbaar. Na 3 weken zitten ze voor ongeveer 75% in
de veren en na 30 dagen volledig. Het duurt dan niet lang meer
alvorens ze uitvliegen. Het eerste jong vliegt veelal na ongeveer 35
dagen uit. Twee tot drie weken nadat de jongen zijn uitgevlogen zijn
ze zelfstandig en kunnen ze bij de ouders vandaan gehaald worden.
MUTATIES
Bij de
redcapparkiet is een lutino mutatie ontstaan, deze vererft
geslachtsgebonden recessief.
A. van Kooten