Karakter:
Putters zijn over het
algemeen
verdraagzame vogels en daardoor geschikt voor de
gezelschapsvolière. Voor het behalen van broedresultaten is het echter
aan te bevelen ze apart per koppel
te houden. Ze komen in een dicht begroeide volière goed tot hun recht.
Omgevingstemperatuur:
Putters kunnen in een volière met een vorst- en
tochtvrij nachtverblijf overwinteren. Indien de volière op een beschutte
plaats staat en dicht begroeid is (met groenblijvende planten), is een vorstvrij nachthok niet eens
echt noodzakelijk. De dichte begroeiing zorgt er dan voor dat ze bij
slecht weer kunnen schuilen.
Voeding:
Putters zijn zaadeters. Als
basis dient daarom een zaadmengsel voor Europese cultuurvogels ook wel 'wildzangzaad'
genoemd te worden verstrekt. Daarnaast dienen allerlei onkruidzaden,
graszaden, paardebloemknoppen, knoppen van vruchtbomen, bessen,
groenvoer, universeelvoer, eivoer (enkele) (geknipte) meelwormen en gekiemd zaad te worden
verstrekt. Ze zijn verzot op de zaden van distels. dit is de reden
dat de putter ook wel distelvink genoemd wordt.Natuurlijk dienen ook maagkiezel en grit vrij ter
beschikking te staan. Indien er jongen zijn zal de voeding moeten worden
aangepast. Met name is er dan behoefte aan allerhande insecten (bladluis,
spinnetjes, fruitvliegjes, buffalowormpjes) en hun larven.
Kweek:
Goede broedresultaten met
putters kunnen worden behaald in broedkooien, vluchtjes van 2x1x2 (hxbxd) en of
apart in een goed begroeide volière. In de volière wordt in het algemeen een
vrijstaand nest gebouwd op een hoge plaats in een dichte struik (conifeer).
Toch worden ook nestkastjes wel door de vogels geaccepteerd. Voor het
bouwen van het nest dient nestmateriaal in de vorm van kokosvezel,
hooi, grashalmen, mos, veertjes, dierenhaar e.d. verstrekt te worden.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat de vogels een duidelijke voorkeur
hebben voor lichtgekleurd nestmateriaal. Indien dit nestmateriaal in
voldoende mate aanwezig is zal de pop overgaan tot de bouw van een nest.
Als het nest klaar is mag na enkele dagen het eerste eitje verwacht
worden. Gemiddeld legt het popje 3 tot 6 eitjes. Alleen het popje
bebroed de eieren. Na ongeveer 13 - 15 dagen komen de jongen uit het
nest en nog eens 3 weken later vliegen ze uit. De jongen worden door
beide oudervogels gevoed. De voeding van de jongen dient naast diverse
zaden , eivoer, universeelvoer ook te bestaan uit levende insecten,
zoals buffalowormpjes,
geknipte meelwormen fruitvliegjes, spinnetjes, bladluis e.d.te verstrekken. Deze dienen
bij voorkeur meerdere keren per dag te
worden aangeboden.
Mutaties:
Inmiddels zijn bij de putter
al verschillende kleurmutaties opgetreden. Voorbeelden hiervan zijn:
bruin, agaat, pastel, satinet, eumo, geel, bont, wit dominant, wit
recessief, witkop. De kleuren bruin, agaat, pastel en satinet vererven
geslachtsgebonden. De kleuren witkop, eumo, wit recessief en albino
vererven recessief. Geel en bont vererven dominant.
A. van Kooten