Deze website wordt u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras- en grote parkieten bij de NBvV

Menu

 

Bij favorieten plaatsen!

Home

Prinses van Walesparkiet  (Polytelis Alexandrae)

 
 

Kooi- en volièrevogels (ca. 300)
Broedconditie en broedproces
Fotogalerijen
Vogelziekten
Medicijnen
Kweekproblemen
Ziekenkooi
Vogeldierenartsen
Voeding
Bouw en inrichting volière
Tips van vogelliefhebbers
Vogels - koude volière
Vogels - warme volière
Downloads Prinses van Walesparkiet

De polytelis Alexandrae, zoals de wetenschappelijke naam van de prinses van Wales parkiet luidt, behoort tot het geslacht polytelis (=prachtparkieten) en telt drie soorten, te weten de barraband-, de berg- en de prinses van Wales parkiet. Met zijn prachtige pastelkleuren van rozerood, violet,  geelgroen en olijfgroen is de prinses van Wales parkiet een waar genot voor het oog en een juweeltje in elke volière.

Geschiedenis

De Prinses van Wales parkiet is rond 1870 ontdekt door de befaamde ornitholoog Frederik Waterhouse. Deze zag in de droge binnenlanden van Australië een zwerm van deze wonderschone parkieten vliegen en schoot 2 exemplaren dood (!) om te kunnen bepalen hoe de vogel er precies uit zag. Pas in 1883 is het John Gould die de vogel beschrijft en hem noemt naar prinses Alexandra van Denemarken. Deze prinses werd in 1844 in Kopenhagen geboren en trouwde in 1863 met Albert Edward, de prins van Wales. Alexandra werd zodoende “prinses van Wales”, waarmee de Nederlandse benaming direct verklaard is.

Kleurplaten
Vogelanimaties
Vogelmarkten
Vogelparken
Richtprijzen vogels
Vogelgeluiden
 
Erfelijkheidsleer vogels
Links naar vogelwebsites
Europese cultuurvogels
Papegaai als huisdier - index
Vogelwereld Curaçao
 

 

 

Verspreidingsgebied

Prinses van Wales parkieten leven in het minst bevolkte gebied van midden Australië. Ze leven veelal in kleine groepjes en kunnen, doordat ze afhankelijk zijn van water, enorme afstanden afleggen. Juist door hun nomadisch bestaan is het niet verwonderlijk dat deze parkiet als laatste van de familie polytelis is ontdekt. Ze leven veel op de grond waar ze op zoek zijn naar de zaden van spinifex. Van deze droge taaie grassen komen er 3 soorten voor in Australië.  Dat ze vrij veel op de grond vertoeven is ook waar te nemen in onze volière. Dit maakt hun, zeker wanneer de volière niet overdekt is, gevoelig voor worminfecties. Het is daarom aan te bevelen om de vogels regelmatig te controleren op wormen en 1 á 2 keer per jaar preventief een wormkuur te geven.      

Beschrijving

Man: De schedel van de man en omgeving van de ogen is zacht zeeblauw. De achterzijde van de kop, nek, schouders en rug is geelgroen. De stuit violet. De borst, de keel en een  gedeelte van de wangen is rozerood. Aan de onderzijde is de man licht geelgroen, net als de vleugels. Verder is de geelgroene staart blauwgroen gebandeerd. De uiteinde van de staart is wit. De ogen zijn licht oranje met een rode ring, de snavel is rood en de poten bruin.

Pop: Bij de pop is de blauwe kleur van de kop meer grijsblauw. Verder zijn de middelste staartveren bij de pop duidelijk korter dan bij de man. Deze veren zijn van binnen rood en zwart omzoomd. De snavel is bij de pop (duidelijk) minder rood van kleur als bij de man. De ogen zijn donker en de stuit is minder violet als bij de man.

De jongen lijken op de pop.     

Geslachtsonderscheid

Wat betreft het geslachtsonderscheid tussen beide vogels kan gesteld worden dat de pop in het algemeen wat matter van kleur is dan de man. Verder is de staart bij de pop, zoals reeds eerder opgemerkt, doorgaans korter. Met name geldt dit voor de middelste staartveren. De (derde) grote slagpen van de beide vleugels zijn bij de man aan het eind voorzien van zgn. spatulae, een soort van smalle verlengstukjes. Deze ontbreken bij de pop. Verder heeft de pop een minder rode snavel als de man. Omdat jonge vogels sterk lijken op de pop zijn ze moeilijk te seksen. Om zeker te zijn van het geslacht kan daarom het beste gewacht worden op de jeugdrui.

Gedrag

De prinses van Wales parkiet is een zeer rustige vogel, die overdag veel slaapt, zo is mijn ervaring. In het begin maakte ik mij hier wel eens zorgen over. Zieke vogels slapen immers ook veel? Nu ik ze beter ken weet ik wel beter. In een ruime volière kunnen ze gemakkelijk met andere vogels gehouden worden. Naar mijn mening is echter enige terughoudendheid geboden met barraband- en bergparkieten. Mijn ‘prinsessen’ zitten in een vlucht met aan de ene kant een stel barrabands en aan de andere kant een 15-tal (engelse)grasparkieten. Onenigheid met de grasparkieten heb ik nooit kunnen waarnemen maar met de barrabandparkieten is er regelmatig wat onenigheid, waarbij het initiatief trouwens altijd uit gaat van de barrabandparkieten. Met onenigheid bedoel ik hier bijvoorbeeld het in elkaars poten proberen te bijten. Dubbel gaas, zoals al mijn vluchten hebben,  is hiervoor de oplossing. Verder is mij bekend dat er kwekers zijn die met meerdere stellen ‘prinsessen’ kweken in één vlucht, zonder dat dit ooit tot problemen heeft geleid. Iets geheel anders is de lokroep van de man. Deze wordt door menig liefhebber als storend ervaren. Mijn mening hierover is dat de lokroep zelf nog wel mee valt maar dat het storend karakter ervan vooral in de tijdsduur zit. Als de man broedrijp is, is hij namelijk in staat deze lokroep heel lang, tot wel 15 minuten achtereen, vol te houden. Als hij gedurende enkele minuten even zijn snavel houdt en dan opnieuw begint dan kunt u begrijpen dat sommige liefhebbers hier toch met gemengde gevoelens naar luisteren.

Broedproces

In het algemeen kan gesteld worden dat de poppen na 1 jaar geslachtsrijp zijn en de mannetjes na 2 jaar.  In Australië broeden ze over het algemeen van september tot in januari maar een echte vaste broedtijd is er eigenlijk niet. Pas wanneer er door regenval voldoende rijpende graszaden aanwezig zijn voor de jongen worden nestholtes in hoge dikke takken van eucalyptusbomen betrokken en voltrekt zich het broedproces.  De pop legt gewoonlijk 4-6 witte eieren, die in ca. 21 dagen worden uitgebroed. Na ca. 35 dagen vliegen de jongen uit, waarna ze nog enkele weken door de ouders worden gevoerd. Na ongeveer 18 maanden zijn de jongen volledig op kleur.  

Eigen kweek ervaring

In augustus 1999 was ik in de gelegenheid om bij een kweker een stel blauwe Prinses van Wales parkieten aan te schaffen. Ze werden ondergebracht in één van de 10 vluchten in mijn volière. De eigenaar vertelde me eerlijk dat hij er tot op heden geen succes mee had gehad. Zonder hier nader op in te gaan leek me dat, gezien de huisvesting van de vogels, niet zo verwonderlijk. Beide vogels konden het prima vinden in hun nieuwe onderkomen van 3.00 m. lang, 1.00 m. breed, 2.00 m. hoog en aangrenzend nachthok van 0.85 m. hoog, 1.10 m. breed en 0.75 m. diep. In maart 2000 kregen ze van mij een broedblok met een afmeting van 25 x 25 x 52 (lxbxh) met een invlieggat van 6 cm.. De pop bleek direct interesse te hebben en inspecteerde het blok geruime tijd zonder er echter in te kruipen. Op 17-04-2000 kon ik de eerste paring waarnemen. Tot dat moment had ik de pop nog nooit in het blok gezien. Een week later was het echter zover. Voor het eerst kon ik waarnemen dat  ze in en uit het blok ging. Een dag later zag ik beide vogels opnieuw paren. Het waren geen langdurige paringen meestal voltrok het hele tafereel zich binnen enkele minuten. De buitentemperatuur in deze periode schommelde rond de 16 tot 17 °C. Op 26-04-2000 zag ik beide vogels heel langdurig paren, veel langer dan de eerste keren. Opvallend in het gedrag van de pop was het voortdurend zacht krijsen terwijl ze in de paarhouding zat. Wat ik tot op dat moment erg vreemd vond was dat ik nimmer de man de pop had zien voeren. Iets dat normaliter toch al geruime tijd voor het paren begint?  De weken hierna nam ik regelmatig paringen waar tussen beide vogels. Maar nooit bleek de man bereid om de pop te voeren, ondanks dat ze tot vervelends toe (urenlang!!) bleef bedelen om voer. In eerste instantie dacht ik dat de man onvoldoende in broedstemming was maar omdat hij wel (graag) bereid bleek te paren kreeg ik over dit alles toch een slecht voorgevoel. Net in deze tijd werd mij door “een prinsessen kweker” verteld dat een verticaal broedblok voor prinsessen ongeschikt was. Door hun manier van het betreden van het nest, ze laten zich als het ware in het nestblok vallen, zou de kans op het beschadigen van de eieren zo groot zijn dat ik rekening moest houden met “brokken”. Het beste zou zijn het broedblok in een schuine stand te hangen. In mijn geval was dat niet mogelijk, het blok zou dan voor het invlieggat van de volière lopen, zodat ik de volgende dag al een L-vormig broedblok timmerde. Het andere blok werd weggenomen en het nieuw getimmerde kwam ervoor in de plaats. Op 03-05-2000 kwam mijn zoon bij me om te vertellen dat er 3 kapotte eitjes in de vlucht van de prinsessen lagen. Omdat ik op de bodem van mijn vluchten schelpen liggen heb, hadden we dit niet eerder opgemerkt.  Mijn slecht voorgevoel over het feit dat de man de pop maar niet voerde leek nu dus uit te komen. De man wil niet voeren, dus wil de pop niet broeden, zo redeneerde ik. Om toch iets te doen besloot ik het eerste nestblok weer terug te plaatsen. Tot mijn stomme verbazing bleek dit een schot in de roos want de volgende dag lag er een eitje in het nestblok. Op 10-05-2000 lagen er 4 eitjes en de pop leek vast te gaan zitten broeden. Nog steeds voerde de man haar niet. Dit betekende dan ook dat ze tijdens het broeden van het nest af moest om te foerageren. Mijn vertrouwen in een goede afloop werd kleiner en kleiner. Op 13-05-2000 toen de pop aan het eten was schouwde ik de 4 eitjes en zag dat er in ieder geval 3 bevrucht waren. Op 01-06-2000 bleken er bij nestcontrole 4 jonge Prinsessen te liggen. Ik kon mijn geluk niet op maar had toch wel grote twijfel of het allemaal wel goed zou komen. De pop bleek echter een zeer goede moeder en steeds als ik nestcontrole uitvoerde bleken de jongen een goed gevulde krop te hebben. Toch bleek uiteindelijk één van de jongen duidelijk achter te blijven in groei. Op 18-06-2000 vond ik het betreffende jong met een goed gevulde krop dood in het nest. Op de één of andere manier zal het wel niet gezond zijn geweest denk ik. Op een leeftijd van bijna 3 weken oud was de blauwe kleur van de zich ontwikkelende veren al duidelijk zichtbaar bij de jongen. Nog steeds moest de pop al het werk alleen opknappen. Aan haar gedrag richting de man was duidelijk te zien dat haar dit mateloos irriteerde. Meerdere malen kon ik waarnemen hoe de pop uithaalde richting  man. Ook zag ik ze nooit meer dicht bij elkaar zitten, iets wat voor het broeden wel het geval was. Als ze al eens op dezelfde stok zaten dan ver  uit elkaar. Naarmate de jongen ouder werden verbeterde de verstandhouding tussen beide vogels wel enigszins. De jongen werden verder voorbeeldig door de pop gevoerd en het oudste jong vloog na ruim 5 weken uit, na enige dagen gevolgd door de overige twee.  Hierna werden ze nog enige weken door de pop (bij)gevoerd. Inmiddels heb ik ook een stel wildkleur prinses van Wales parkieten aangeschaft. Ik vind namelijk de wildkleur bijzonder mooi. Inmiddels heeft dit stel ook al gebroed en 4 jongen groot gebracht. In tegenstelling tot ‘de blauwe man’ voert de wildkleur man zijn pop en jongen wel! Opvallend bij dit stel vond ik ook weer de  kieskeurigheid van de pop voor het nestblok. Alle door mij zelf gemaakte nestblokken werden volkomen genegeerd. Pas toen ik een natuurstam in de volière hing was er ineens belangstelling en gingen de vogels over tot broeden. Ik zou dan ook tegen een ieder die met ‘prinsessen’ kweekt en waarvan de vogels niet over gaan tot broeden willen zeggen: ‘Probeer eens een aantal andere broedblokken uit. Grote kans dat het dan wel lukt’.  

Storingen in het broedproces

Met betrekking tot storingen in  het broedproces van de prinses van Wales parkiet worden de volgende klachten vaak gehoord:

  • pop legt wel eieren maar gaat niet over tot broeden;

  • pop legt aanhoudend eieren maar gaat niet over tot broeden;

  • de eieren in het nest worden kapot gemaakt.

Naast de oplossing van het ophangen van een schuin broedblok las ik met betrekking tot het laatste punt ooit het volgende. Bij een kweker van prinses van Wales parkieten waren er steeds een aantal broedparen die de eieren kapot maakten. Door observatie kwam de kweker er achter dat het steeds de man(nen) waren die de eieren kapot maakten. Ook bleken het juist de stellen te zijn waarvan de poppen het minst vast op de eieren zaten. Doordat deze poppen naarmate ze langer aan het broeden waren vaster op de eieren gingen zitten, viel het op dat de laatst gelegde eieren (4 – 5e ei) meestal heel bleven. Uiteindelijk bleek de oplossing gelegen in een kleiner invlieggat! Doordat de poppen veelal kleiner zijn dan de mannen is het goed om het invlieggat zo groot te maken dat de pop zich er als het ware door heen moet wringen. Op deze manier zal het heel moeilijk zijn (zo niet onmogelijk) voor de man om het nestblok binnen te komen. Gevolg hiervan is dat hij geen kans meer heeft om de eieren kapot te maken.

De voeding

De voeding van mijn ‘prinsessen’ bestaat uit een zaadmengsel voor grote parkieten waaraan door mij onkruidzaad en zonnebloempitten zijn toegevoegd. De verhouding die ik hanteer is 5 delen grote parkietenzaad, 1 deel onkruidzaad en 1 deel zonnebloempitten. Naast dit zaadmengsel krijgen de vogels elke dag een mengsel van kiemzaad en eivoer. Ik geef dit in een verhouding van 4 delen kiemzaad (droog!) en 5 delen eivoer. Nadat het kiemzaad is geweekt meng ik hier het eivoer doorheen. Twee keer per week meng ik , ondanks dat de vogels er ook vrij over kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit door het  kiemzaad. Natuurlijk krijgen ze ook regelmatig wat fruit en groenvoer. Ook verstrek ik 2 keer per week een snee witbrood. Vooral als er jongen zijn wordt hier graag van gegeten. De vogels, ook de jongen, doen het op deze voeding prima. Oh ja, regelmatig ga ik in de zomer op zoek naar (onbespoten) gras- en onkruidzaden. Deze worden met een heggenschaar geknipt en in grote bossen  neergehangen in de volière. Het is een genot om te zien hoeveel plezier je hier de vogels mee doet.

Mutaties

Van de prinses van Wales parkiet kennen we inmiddels een blauwe, een lutino en een albino mutatie. De eerste blauwe prinses van Wales parkiet werd in 1951gekweekt door de heer G. Ruddle uit Zuid Afrika. In 1958 verschijnen de eerste blauwe ‘prinsessen’ in Nederland. De eerste lutino werd in 1975 gekweekt door een zekere D. Meyer uit Halle in Duitsland. Helaas kon ik in de literatuur niet achterhalen wanneer en door wie de eerste albino is gekweekt. Zowel de blauwe, de lutino als de albino vererven autosomaal recessief. In dit geval dus ook de ino-factor,  die bij veel andere vogels geslachtsgebonden vererft!  Voor het gemak heb ik hieronder weergegeven wat uit de verschillende combinaties verwacht mag worden. Als voorbeeld is de blauwe prinses van Wales parkiet genomen maar hier kunt u ook lutino en of albino invullen.

  1. Blauw x  Wildvorm (of andersom) geeft:                              100% Wildvorm split (/) voor blauw.

  2. Wildvorm/blauw x Wildvorm (of andersom) geeft:                  50% Wildvorm/blauw; 50% Wildvorm.

  3. Wildvorm/blauw x Blauw (of andersom) geeft:                       50% Wildvorm/blauw; 50% Blauw.

  4. Wildvorm/blauw x Wildvorm/blauw (of andersom) geeft:         50% Wildvorm/blauw; 25% Wildvorm; 25% Blauw.

  5. Blauw x Blauw geeft:                                                         100% Blauw.

Tot zover mijn kweekervaring met de prinses van Wales parkiet. Het zal afwachten worden of de blauwe man ooit de pop (en zijn jongen) zal gaan voeren. Nog belangrijker voor mij is de vraag of de pop het opnieuw kan opbrengen om zonder bijstand van haar man de jongen groot te brengen.

A. van Kooten

Verwante links

Barrabandparkiet
Bergparkiet

 

 

 

Disclaimer

HOME

Vertel een vriend over deze site

 

Copyright © 2005, Adri van Kooten, All Rights Reserved | Webdesign: Adri van Kooten