Karakter:
Witkoppapegaaien zijn relatief rustige iet wat
schuwe vogels. Ze zijn veel minder luidruchtig dan bijvoorbeeld
amazonepapegaaien. Ook hun knaaglust is minder dan die van de meeste
andere soorten papegaaien. Indien ze gehuisvest worden naast andere
vogels is het noodzakelijk dubbel gaas aan te brengen omdat ze vrij
agressief op andere vogels kunnen reageren.
Omgevingstemperatuur:
Het houden van de pionus senilis hoeft geen problemen op te leveren
in ons land. Wel dient volière waarin deze vogels worden
gehouden een goed afgesloten en droog nachtverblijf te
bezitten. Ook verdient het aanbeveling de vogels niet beneden temperaturen van 5 °C te houden.
Natuurlijke leefomgeving en leefwijze
In hun natuurlijke leefomgeving leven ze buiten de
broedtijd in groepen van 10 tot 50 exemplaren. Dergelijke groepen gaan
samen op zoek naar voedsel. In hun voedselkeuze zijn ze niet al te
kieskeurig. Ze eten wat het seizoen hun op dat moment biedt. Ook doen ze
regelmatig plantages aan waar ze zich dan tegoed doen aan de aldaar
verbouwde rijpe vruchten. Het is dan ook begrijpelijk dat de
plantagehouders de pionussen op alle mogelijke manieren bestrijden om op
die manier schade aan hun plantages te voorkomen. Slapen doen pionussen
in veel grotere groepen in zogenaamde slaapbomen. In dergelijke bomen
kunnen wel tot 1000 exemplaren hun slaapplaats hebben.
Broeden doen ze in holtes van dode of levende bomen
maar ook wel in spleten van rotswanden. Pionussen zijn op een leeftijd
van twee tot drie jaar geslachtsrijp..
De kweek in gevangenschap
Pionussen kunnen goed vliegen en klauteren. Hier
dient dus in gevangenschap rekening mee gehouden te worden. Een vlucht
van 1 meter breed, 4 tot 6 meter lang en een hoogte van 2 meter zal
prima voldoen. Voor het klauteren en knagen kunnen takken van
vruchtbomen, wilg of berk neergehangen worden in de volière. Verder is
het belangrijk te weten dat pionussen vrij schrikachtig zijn. Zorg er
daarom voor dat de volière zodanig is ingericht dat ze zich niet te
pletter kunnen vliegen. Steek bijvoorbeeld wat takken in het gaas of
zorg voor voldoende beschutte plaatsen in de volière. Als
nestgelegenheid kan een broedblok gegeven worden met een afmeting van 50
hoog, een bodemoppervlak van 23x23 cm., met een controledeurtje op 10
cm. van de bodem. Het invlieggat dient een diameter te hebben van
ongeveer 10 cm. Een legsel varieert van 2 tot 5 eieren, die om de dag
door de pop worden gelegd. Meestal begint de pop al direct bij het
eerste te broeden. De broedtijd van de eieren bedraagt 26 tot 28 dagen.
De jongen worden in het begin gevoerd door de pop, die op haar beurt het
voedsel van de man heeft doorgekregen. De jongen vliegen na ongeveer 7,5
tot 8 weken uit om daarna nog zo’n 6 tot 8 weken door de ouders te
worden (bij)gevoerd. Zolang echter de jongen niet worden uitgevangen
zullen ze bij de oudervogels blijven bedelen om voedsel.
Voeding in gevangenschap
De dagelijkse voeding voor pionussen dient grofweg
uit drie (gelijke) delen te bestaan:
- een goed
(grof)zaadmengsel voor (grote) parkieten eventueel aangevuld met
maiskolven in halfrijpe toestand.
- een mengsel van
kiemzaad, eivoer en universeelvoer. Geef dit in een verhouding van 2
delen kiemzaad (droog!), 2 delen eivoer en 1 deel universeelvoer.
Nadat het kiemzaad is geweekt kan hier het eivoer en het
universeelvoer door gemengd worden. Verder is het verstandig twee
keer per week, ondanks dat de vogels er ook vrij over moeten kunnen
beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit door het
kiemzaad te mengen.
- een mengsel van
fruit (druiven, sinaasappel, banaan, kiwi, vijgen, kersen, appel,
peer, sinaasappel, lijsterbes,pruimen, rozebottel e.d.) en groenten
en onkruiden (o.a. wortel, spinazie, tomaat, witlof, andijvie, muur,
paardebloem e.d.).
Verder dienen de vogels altijd de beschikking te
hebben over vogelmineralen, grit, scherpe maagkiezel en sepia. Daarnaast
dient dagelijks vers drinkwater aangeboden te worden waaraan eenmaal per
week een mutivitamine kan worden toegevoegd.
Ook mag niet vergeten worden de vogels van tijd tot
tijd verse wilgen- en fruittakken te geven. Hier zullen ze de
bladknoppen van eten.
A. van Kooten