Geschiedenis
Voor het verklaren van de naam pestvogel is het nodig even
in de geschiedenis te duiken.
Het gedrag van dieren heeft ons mensen altijd al beziggehouden. In
mythen en sagen, die uit overlevering zijn opgetekend, zijn hiervan
legio voorbeelden te bedenken. Hoeveel mensen zien niet in de V-vorm
van een vlucht trekkende ganzen de voorspelling van een strenge
winter? En is het niet zo, dat velen in het zien van de eerste
zwaluw in het voorjaar, de voortekenen zien van een mooie lente?
Vooral vroeger, toen nog niet alles wetenschappelijk werd gestaafd,
werd het gedrag van dieren vaak in verband gebracht met bepaalde
gebeurtenissen. Zo dacht men vroeger van de pestvogel, dat het toch
geen toeval kon zijn dat er nogal eens een pestepidemie uitbrak
nadat in de winter grote zwermen gekuifde vogels, die men anders
zelden of nooit zag, in de buurt van de huizen waren gesignaleerd.
Niemand kon toen nog weten dat die eigenlijk zo vreedzame vogel
niets met die gevreesde ziekte te maken had, maar door
voedselschaarste in zijn noordelijk woongebied uitzwermde naar
zuidelijker streken. Toch is het deze onwetendheid geweest, die er
de oorzaak van is geweest, dat de vogel in Nederland de naam
pestvogel kreeg toebedeeld.
Wat het uiterlijk van de vogel betreft benadert de Engelse naam 'waxwings'
veel meer de werkelijkheid. Vrij vertaald betekent waxwing zoiets
als, met zegelwas bedrukte vleugel. Nu ik deze vogel in
werkelijkheid heb mogen aanschouwen kan ik u verzekeren, dat deze
benaming aan de vogel veel meer recht doet, dan de Nederlandse
benaming. Nee, wat zijn naam betreft heeft deze vogel het in
Nederland niet getroffen. Alvorens de vogel te beschrijven dient u
te weten, dat er drie soorten worden onderscheiden.
De verschillende soorten en hun
verspreidingsgebied
De pestvogel wordt gerekend tot het geslacht Bombycillinae. Er
worden drie soorten pestvogels onderscheiden, te weten:
1. de Bombycilla garrulus (="gewone" pestvogel)
2. de Bombycilla japonica (= Japanse of Siberische pestvogel)
3. de Bombycilla cedrorum (= Ceder pestvogel).
1. De Bombycilla garrulus
Met de Bombycilla garrulus wordt over het algemeen de
"gewone" pestvogel bedoeld. De Bombycilla garrulus is dan ook de
meest verspreide van de drie soorten. Het is ook deze soort geweest
die op 11 december neerstreek in de beurt van mijn kantoor.
De "gewone" pestvogel komt voor in Noord Europa, Noord Azië en
Noord-Amerika. Geografisch worden er van de Bombycilla garrulus drie
ondersoorten onderscheiden.
Het verenkleed van de gewone pestvogel is zacht en meest bruin,
grijsbruin en roodbruin van kleur. De keel van de vogel is zwart
evenals de vleugel- en staartpennen. De uiteinden van de staartveren
zijn geel. Verder heeft de Bombycilla garrulus een gele en witte
vleugeltekening waarin ook nog wat rood voorkomt. Op de kop bezit de
pestvogel een naar achteren gerichte kuif, die grijsachtig bruin van
kleur is. De vogel heeft een zwarte oogstreep, die begint boven de
snavel en vervolgens doorloopt tot achter het oog.
Deze soort is ca. 20 cm. groot.
2. De Bombycilla japonica
Uit de Nederlandse benaming valt al op te maken waar we het
verspreidingsgebied van deze soort ongeveer moeten zoeken. De Bombycilla japonica is inheems in oostelijk Siberië. Alhoewel de
naam anders doet vermoeden schijnt Japan slechts zeer onregelmatig,
en alleen in de wintermaanden, door hem bezocht te worden. Met name
wordt het westelijk deel van Japan dan bezocht.
Van deze soort worden in de literatuur verder geen ondersoorten
vermeld.
De algemene lichaamskleur van de Japanse of Siberische pestvogel is,
net als de bij de "gewone" pestvogel overwegend bruin, grijsbruin en
roodbruin. De Japanse pestvogel is vooral te herkennen aan de
roodkleurige
staartuiteinden. De keel van de vogel is
zwart. De staartpennen zijn overwegend zwart. De uiteinden van de
staartpennen zijn, zoals reeds aangegeven rood. De vleugelpennen
zijn grijsachtigblauw met zwart.
Verder heeft de Bombycilla japonica een gedeeltelijke rode en witte
vleugeltekening.
De vogel bezit een zwarte oogstreep, die begint boven de snavel en
verder rondom het oog doorloopt naar achteren. Op de kop is een naar
achteren gerichte kuif aanwezig, die donkergrijsachtig bruin van
kleur is.
De Japanse of Siberische pestvogel is ongeveer 18 cm. groot.
3. De Bombycilla cedrorum
De Bombycilla cedrorum of wel Ceder pestvogel is van Noordamerikaanse afkomst. Verder bezoekt hij, zij het onregelmatig,
in het winterseizoen gebieden ver naar het zuiden, zoals
bijvoorbeeld de Caribische Zee. Van de Ceder pestvogel worden in de
literatuur geen ondersoorten vermeld. De algemene lichaamskleur van
de Ceder pestvogel is, net als bij de twee andere soorten,
overwegend bruin, grijsbruin en roodbruin. De Ceder pestvogel mist
de witte en gele vleugeltekening die bij de andere twee soorten wel
aanwezig is. De staartuiteinden van de Ceder pestvogel zijn, even
als bij de gewone pestvogel, geel van kleur. De kleur van de
borstbevedering loopt van grijsachtig blauw over naar bruinachtig
geel op de buik en rond de poten. De vogel bezit een zwarte
oogstreep, die begint boven de snavel en vervolgens doorloopt tot
achter het oog. Op de kop is een naar achteren gerichte kuif
aanwezig, die overwegend bruinachtig van kleur is.
De Ceder pestvogel is ca 16 cm. groot en is dus de kleinste van de
drie te onderscheiden soorten.
Algemene kenmerken
Bij alle drie de soorten zijn de handpennen verlengd met
rode, druppelvormige punten, die lijken op plaatjes zegelwas.
Door dit gegeven wordt direct de Engelse naam `waxwing' duidelijk.
Vreemd genoeg blijken deze rode, druppelvormige punten niet bij alle
enkelingen voor te komen! Pestvogels hebben een korte, brede, licht
gehaakte snavel en korte, stevige poten. De vrouwtjes van de drie
soorten zijn over het algemeen wat matter van kleur. Ook de rode
veerpunten zijn bij de vrouwtjes minder sterk ontwikkeld.
Leefmilieu
Pestvogels zijn vogels van de noordelijke bossen en dan in
het bijzonder naaldbossen. Ze houden zich bij voorkeur op in dichte
naaldbossen met hoge bomen en een onderbegroeiing van besdragende
struiken. Daarnaast worden ze ook regelmatig gesignaleerd aan de
randen van moerassen en aan de oevers van rivieren, mits daar maar
voldoende insekten aanwezig zijn.
Pestvogels zijn in staat om buitengewoon
strenge en lange winters rond en boven de poolcirkel te overleven.
Ingeval van voedsel tekorten ondernemen ze trektochten naar het
westen, zuiden of oosten.
Doordat het beschikbaar zijn van voldoende voedsel van jaar tot jaar
sterk kan verschillen worden de pestvogels in bepaalde landen zeer
onregelmatig waargenomen. Ingeval van voedseltekorten kunnen de
trektochten van de gewone pestvogel (Bombycillinae garrulus) zich
uitstrekken tot landen als Nederland, België en de Britse eilanden.
Broedproces
Pestvogels houden er geen uitgesproken eigen territorium op
na. Toch verdedigen ze, indien noodzakelijk, wel hun nest. Veelal
paren meerdere paren in elkaars nabijheid.
Mannetjes in broedconditie zetten bij de balts de veren van de
onderste deel van de rug en de stuit op, waardoor een grote
opvallende bult ontstaat. Ook de veren van de kuif alsmede die van
de buik worden tijdens de balts opgericht. De staart van het
mannetje wijst tijdens dit baltsgedrag naar beneden. Bij dit alles
wordt de kop enigszins van het popje afgewend. Indien een popje, een
mannetje "wel ziet zitten" zal ook zij deze houding aannemen.
Vervolgens biedt het mannetje met de punt van de snavel iets lekkers
aan (bijvoorbeeld een besje of insect) dat dan door het vrouwtje
wordt geaccepteerd.
Pestvogels bouwen komvormige nesten in bomen. De hoogte waarop deze
nesten worden gebouwd varieert van 1 tot 6 meter. Als nestmateriaal
gebruikt de pestvogel veelal grote hoeveelheden twijgen. Het nest
wordt bekleed met mos en vezels, waaraan verder nog gras en veren
zijn toegevoegd.
Het nest wordt door beide partners vervaardigd.
Een legsel bestaat meestal uit 3 tot 6 eitjes. De eitjes zijn grijsachtig-blauw van kleur en hebben een diepzwarte tekening.
De eitjes worden ongeveer 14 dagen door het popje bebroed. Tijdens
die periode wordt ze door het mannetje op het nest gevoerd. De
jongen worden vrijwel naakt geboren en worden door beide oudervogels
grootgebracht. Vooral in het begin bestaat het voedsel van de jongen
voornamelijk uit insecten (eiwitrijk!).
Als de jonge vogels ongeveer twee weken oud zijn verlaten ze het
nest en worden daarna nog enige tijd door beide ouders gevoerd.
In gevangenschap kan het best een komvormig nest (bijvoorbeeld
gemaakt van een zwarte plastic bloempot waar een stuk vanaf is
gesneden - zie Onze Vogels, pag. 136, jaargang 1978) worden gegeven.
Jonge pestvogels zijn overwegend grijs. De kuif is al vroeg te
herkennen. Tegen de tijd dat ze uitvliegen zijn ze licht gestreept
op de borst. Ook zijn bij de jongen, de zo kenmerkende rode
druppelvormige punten op de handpennen, al in het nest te
onderscheiden. Hetzelfde geldt voor de rode of gele kleur aan de
uiteinden van de staartpennen. Ingeval jongen in gevangenschap
worden geboren moeten ze geringd worden met ringen van 3,5 mm.
Voedsel
In de zomer eten de vogels voornamelijk insecten, maar in de
herfst en winter bestaat het menu voornamelijk uit bessen. In het
geval van de gewone pestvogel betreft dit in het bijzonder de
lijsterbes.
In gevangenschap kunnen we het volgende voedsel aan de pestvogel
verstrekken:
- Goed insectenvoer, aangevuld met levende insecten zoals muggen,
larven, meelwormen, maden e.d.
- Universeelvoer
- Krenten en rozijnen
- Fruit (appel, peer, druiven, banaan e.d.)
- Bessen (bessen van lijsterbes, meidoorn, vuurdoorn, cotoneaster,
rozebottels e.a.)
- Groenvoer (sla, andijvie, witlof, vogelmuur e.d.).
De opfok van jonge vogels zal alleen succesvol zijn als de vogels in
voldoende mate kunnen beschikken over levend voer.
Pestvogels blijken verder graag te baden. Een ruime badplaats is dan
ook een vereiste.
Het spreekt voor zich dat de vogels elke dag over schoon drinkwater
moeten kunnen beschikken.
Kweekresultaten in gevangenschap
Volgens de heer C. van Berkel (oud redacteur maandblad "Onze
Vogels" zijn in de volière al meerdere geslaagde kweekresultaten
behaald, waaronder o.a. met de 'gewone' pestvogel. De literatuur die
mij ten dienste stond maakt echter alleen melding van succesvolle
broedresultaten met de Ceder pestvogel.
Tot zover mijn verhaal over de pestvogel. Misschien dat het geluk u
ook een keer toelacht en dat een zwerm pestvogels precies
neerstrijkt in uw gezichtsveld. U heeft door het lezen van deze
webpagina kunnen zien waar zoiets toe kan leiden.
A. van Kooten