De
bruinvoorhoofdkraagparkiet heeft zijn verspreidingsgebied in
Noord-Brazilië ten zuiden van de Amazone vanaf Oost Pará
tot aan de Tapajosrivier, verder is deze soort te vinden in Noord-Bolivia. De
bruinvoorhoofdkraagparkiet lijkt op de nominaatvorm maar heeft de
schedel is bruin met smalle witachtige streeptekening. Verder zijn de
teugels en de wangstreep bij deze soort donkerder bruin. Op de
secundaire staartpennen ontbreekt de kastanjebruine vlek, die de
nominaatvorm wel aanwezig is.
Grootte:
De kraagparkiet is 35 cm.
groot.
Geslachtsonderscheid:
Tussen
man en pop is uiterlijk vrijwel geen waarneembaar verschil. Volwassen
mannen hebben een iets lichtere iris dan de poppen en ook wordt wel
beweerd dat kraagveren van de man langer en breder zijn dan die van de
pop. Om echter zekerheid te verkrijgen over het geslacht van de vogels
is endoscopisch- en of DNA (veer)onderzoek aan te raden.
Karakter:
Kraagparkieten zijn vrij
agressieve vogels, vooral ook tijdens de broedtijd. Ze
kunnen dan ook beslist niet met andere vogels in één volière gehouden
worden. Het zijn lawaaiige vogels waarvan het stemgeluid door merg en
been gaat. Verder is het belangrijk te weten dat het echte knagers zijn.
Een volière van hout is over het algemeen geen lang leven beschoren.
Zorg er daarom voor dat ze steeds over voldoende verse (knaag)takken
kunnen beschikken.
Zorg er
verder voor dat de vogels het gehele jaar door over een nestkast kunnen
beschikken omdat ze hier in slapen.
Omgevingstemperatuur:
Kraagparkieten kunnen, mits geacclimatiseerd, ’s winters in een
buitenvlucht gehouden worden. Wel dienen ze ‘s winters steeds de
beschikking te hebben over een verwarmd (binnen)verblijf (minimaal 15
°C). Ook is het voor het welzijn van deze vogels van belang dat de volière op een beschutte plaats staat, waar wind en regen
weinig invloed hebben.
Voeding:
Als voeding kan een
zaadmengsel voor grote parkieten verstrekt worden. Zorg er hierbij wel
voor dat het zaadmengsel niet teveel vette zaden bevat. Het zaadmengsel dient
aangevuld te worden met een mengsel van geweekt kiemzaad en eivoer/universeelvoer
(één op één). De verhouding tussen het zaad en het geweekte kiemzaad/eivoer/universeelvoermengsel
is één op één. Daarnaast is het noodzakelijk dat ze over voldoende
fruit, zoals appel, druiven, banaan, peer, sinaasappel e.d. kunnen
beschikken. Verder dienen de vogels de beschikking te hebben over scherpe maagkiezel en oesterschelpen grit.
Dit kan eventueel vermengd worden met het kiemzaadmengsel. Verstrek
daarnaast dagelijks groenvoer en levend voer, zoals bijvoorbeeld enkele
meelwormen.
Ingeval
er jongen zijn is het aan te bevelen wat lorivoer te verstrekken en de
dierlijke eiwitten op te voeren.
Kweek:
De vogels dienen minimaal de beschikking
te hebben over een buitenvolière van 4 x 1 x 2 m. (lxbxh). Zoals reeds
eerder opgemerkt is een verwarm binnenverblijf (minimaal 15 °C)
noodzakelijk. Het binnenverblijf dient ruim van opzet te zijn,
bijvoorbeeld 2 x1,5 x 2 m. Broeden (en slapen) doen ze in een broedblok
die een afmeting dient te hebben van 1.00 tot 1.80 cm hoog en een
bodemoppervlak van 30x30 cm. Het invlieggat dient een diameter te hebben van ca.
9 cm. Om de vogels te helpen bij het in- en uit gaan van het blok is het aan
te raden de binnenzijde van het blok onder het invlieggat te voorzien
van een strookje gaas en of krammen. Als nestmateriaal kan een mengsel
van (vochtig) onbemeste potgrond en houtkrullen worden gegeven (ca. 4 –
5 cm dik). De pop legt gewoonlijk 2 tot 4 eieren. Na een
broedduur van ca. 25 dagen worden de jongen geboren. De jongen dienen op
een leeftijd van 10- 14 dagen te worden geringd met ringmaat 7 mm. De
jongen blijven ongeveer 7 tot 8 weken in het nest, alvorens ze
uitvliegen. Vier tot vijf weken na het uitvliegen zijn ze
zelfstandig.
Mutaties:
Tot op heden zijn er nog
geen mutaties bij de kraagparkiet opgetreden.
A. van Kooten