Grootte:
De karmozijnastrilde is 14
cm. groot.
Geslachtsonderscheid:
Er is een duidelijk
uiterlijk verschil tussen de geslachten. Het popje is veel matter van
kleur en heeft minder uitgebreide rode veerpartijen.
Karakter:
Karmozijnastrildes zijn over
het algemeen schuw van aard.
Omgevingstemperatuur:
Karmozijnastrildes houden
van warmte. Daarom moeten ze zich 's winters tijdens de avond- en
nachturen kunnen terugtrekken in een verwarmd (binnen)verblijf. In het
algemeen geldt voor karmozijnastrildes dat ze zich het beste voelen bij
een temperatuur van 18 tot 23 °C. Goed geacclimatiseerde vogels kunnen
bij lagere temperaturen gehouden worden. Kouder dan 15°C is echter af te
raden.
Voeding:
Als voeding dient
een goede zaadmengeling voor tropische vogels, een
goed samengesteld eivoer/krachtvoer en gekiemd verstrekt
te worden. Daarnaast onkruidzaden en paddi. Om aan de behoefte van dierlijke eiwitten in de voeding
tegemoet te komen kan het beste een insecten-/universeelvoer toegevoegd
worden (bijvoorbeeld 50 eivoer, 50% universeelvoer). Extra dierlijke eiwitten
kunnen, naast het verstrekken van een goed samengesteld eivoer/universeelvoer,
verstrekt worden in de vorm van bijvoorbeeld (geknipte) meelwormen,
miereneieren, enchytraeën,
buffalowormpjes.
Vooral als er jongen zijn is het van belang dat ze over levend voer
kunnen beschikken. Naast bovenstaande voeding is het noodzakelijk
dat de vogels dagelijks de beschikking hebben over vers en fris bad- en
drinkwater en mogen ook vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet
ontbreken. Voor meer informatie over de voeding
klik hier.
Kweek:
Goede broedresultaten met
karmozijnastrildes zijn behaald in broedkooien, vluchtjes van 2x1x2 (hxbxd) en of
apart in een goed begroeide volière. Als nestgelegenheid accepteren ze
halfopen nestkastjes maar ook wordt wel een
vrijstaand nest gebouwd in een dichte struik of begroeiing. Het nest dat
door het mannetje wordt gebouwd is bolvormig. Als bouwmateriaal gebruikt
hij hiervoor kokosvezel,
hooi, grashalmen, mos, veertjes, dierenhaar e.d. Als het nest klaar is
en door het popje wordt geaccepteerd mag na enkele dagen het eerste eitje verwacht
worden. Gemiddeld legt het popje 3 tot 5 eitjes. De eitjes worden
afwisselend door beide oudervogels bebroed. Na ongeveer 18 dagen komen de jongen uit
de rozegekleurde
eitjes. De jongen zijn bij de geboorte kaal en geelachtig van kleur en
bezitten zes grote witte, wratachtige papillen in de snavelhoeken. Op
een leeftijd van 7 dagen moeten de jongen geringd worden met ringmaat
2,5 mm. Op een leeftijd van ongeveer 3 weken vliegen ze uit. Ze zijn dan
overwegend bruinzwart van kleur. De jongen worden na het uitvliegen door
beide oudervogels nog gedurende een aantal weken (bij)gevoerd.
Mutaties:
Geen
A. van Kooten