Karakter:
Japanse nachtegalen kunnen
buiten het kweekseizoen gehouden worden met andere vogels. Tijdens het
kweekseizoen willen ze wel eens de eieren en pasgeboren jongen van
andere vogels roven en op eten.
Omgevingstemperatuur:
Japanse nachtegalen
kunnen in een volière met een vorst- en tochtvrij nachtverblijf
overwinteren. Indien de volière op een beschutte plaats staat en dicht
begroeid is, is een vorstvrij nachthok niet eens echt noodzakelijk.
Voeding:
Japanse nachtegalen zijn
insecteneters dus zal hier met de voeding rekening mee gehouden moeten
worden. Als basis kan een goed universeelvoer cq insectenpatè verstrekt
worden. Meng door dit basisvoer nog wat hard gekookt ei en doe hier
tevens per dag een theelepel (verse of diepvries) miereneieren door heen.
Wanneer wordt uitgegaan van één
paartje dan dient de dagelijkse voeding verder nog aangevuld te worden
met allerlei andere levende insecten/larven zoals
spinnen, krekels, sprinkhanen, buffalowormpjes, meelwormen, torren e.d. Ook bessen
en andere soorten fruit worden wel door de vogels geaccepteerd.
Kweek:
Voor de kweek is het
noodzakelijk dat de vogels de beschikking hebben over een ruime dicht
begroeide buitenvolière. In een goed beplante volière zullen ze zich het
beste thuis voelen. Het nest bouwen
ze graag in een conifeer. Hier kunnen het beste vooraf enkele
nestkorfjes in bevestigd worden. Soms nemen ze een traliekastje of
korfje in gebruik. Als bouwmateriaal dienen de vogels de
beschikking te hebben over kokosvezel, grashalmen (hooi), uitgeplozen
sisaltouw e.d. Gemiddeld worden 3 tot 4 bruingevlekte groenblauwe eitjes gelegd.
Alleen de pop bebroedt de eieren. Na ca. 12 dagen broeden
komen de eieren uit. Om te voorkomen dat de jongen na het ringen uit het nest
gegooid worden (een vreemd voorwerp wordt door de ouders uit het nest
verwijderd ongeacht of hier een jong aan vastzit) is aan te raden de
ringen te voorzien van een stukje ventielslang. De jongen vliegen na
ongeveer 14 dagen uit. De jongen worden alleen groot als de vogels
ze met veel verschillende levende insecten/larven kunnen
grootbrengen.
Geschikt zijn pinkymaden, buffalowormen, spinnetjes, torretjes en
geknipte meelwormen. Het is verder verstandig om de insecten 3x daags in
porties te geven. Geef niet meer dan de vogels in 1 tot 1,5 uur op
kunnen. Na ongeveer 3 weken
zijn de jongen zelfstandig en kunnen dan het beste uitgevangen worden teneinde
problemen te voorkomen. De jongen zijn na ongeveer 3 maanden op kleur.
Jonge mannen beginnen op een leeftijd van ongeveer 8 weken te zingen.
A. van Kooten