Deze website wordt
u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras-
en grote parkieten bij de NBvV
|
Home |
Indische halsbandparkiet
(Psittacula
krameri manillensis) |
|
|
Uiterlijke kenmerken en geslachtsonderscheid
Abesijnse halsbandparkiet -
Psittacula krameri
parvirostris
Formaat:
40 cm.
Geslachtsonderscheid:
Volwassen mannen en poppen zijn uiterlijk goed van elkaar te
onderscheiden. Het belangrijkste verschil is het ontbreken van de
zwartroze halsband bij de pop. Vaak zijn poppen ook wat minder intensief
van kleur.
Man en pop:
P. k. parvirostris
lijkt zeer veel op
P. k. krameri
maar de groene lichaamskleur laat bij deze ondersoort een duidelijke
blauwe waas zien. Ook heeft deze soort een wat kleinere snavel.
Afrikaanse halsbandparkliet -
Psittacula krameri
krameri
Formaat:
40 cm.
Ringmaat:
6,5 – 7 mm.
Geslachtsonderscheid:
Volwassen mannen en poppen zijn uiterlijk goed van elkaar te
onderscheiden. De poppen onderscheiden zich van de mannen door het
ontbreken van de zwartroze halsband en de oogstreep. Vaak zijn ze ook
wat minder intensief van kleur.
Man en pop:
De hoofdkleur is grasgroen. De onderstaart is lichtgeel en de twee
langste staartpennen zijn blauw met een gele punt. De bovensnavel is
donkerrood met een zwarte punt, de ondersnavel is vrijwel geheel zwart.
Volwassen mannen hebben een halsband die aan de voorzijde zwart is en
roze in de nek. De ogen zijn zwart met een gele iris. De poten zijn
grijs met donkergrijze nagels.
Indische halsbandparkiet -
Psittacula krameri
manillensis
Formaat:
42 cm.
Geslachtsonderscheid:
Volwassen mannen en poppen zijn uiterlijk goed van elkaar te
onderscheiden. Het belangrijkste verschil is het ontbreken van de
zwartroze halsband bij de pop. Vaak zijn poppen ook wat minder intensief
van kleur.
Man en pop:
P. k. manillensis
verschilt van de nominaatvorm door de kleur van de bovensnavel, die
overwegend rood van kleur is en een zwarte punt bezit. Verder is de
algehele lichaamskleur donkerder getint en is er een blauwgrijze waas op
de borst aanwezig. Ook is het roze in de nek donkerder van kleur. De
onderstaart en binnenkant van de vleugels zijn lichtgeel. De twee
langste staartpennen zijn groen met aan de bovenzijde een duidelijke
blauwe aanslag. Verder is
P. k. manillensis
groter van formaat.
Neumann halsbandparkiet -
Psittacula krameri
borealis
Formaat:
43 cm.
Geslachtsonderscheid:
Volwassen mannen en poppen zijn uiterlijk goed van elkaar te
onderscheiden. Het belangrijkste verschil is het ontbreken van de
zwartroze halsband bij de pop. Vaak zijn poppen ook wat minder intensief
van kleur.
Man en pop:
Deze ondersoort lijkt op
P. k. krameri
maar heeft een grotere snavel. Verder heeft deze ondersoort een rode
i.p.v een zwarte ondersnavel en een grijsgroene waas over het lichaam.
Herkomst en leefwijze van de verschillende soorten halsbandparkieten
P.
k. krameri
heeft zijn verspreidingsgebied in West-Afrika, Senegal, Oeganda en
Zuid-Soedan. De Indische halsbandparkiet,
P k. manillensis,
komt voor in Zuid-India en Sri Lanka.
P. k. borealis
heeft zijn verspreidingsgebied in Pakistan, Noord-India en in Nepal tot
aan Birma.
P. k.
parvirostris
tot slot, komt voor in Somalië, Ethiopië en Soedan. Halsbandparkieten
bewonen vrijwel elk type landschap, van open savannes tot savannen met
struikgewas, van aangelegde bossen tot oorspronkelijke bossen en van
landbouw- en fruitteeltgebieden tot stedelijke gebieden. Meestal trekken
ze overdag rond in kleine groepen. ´s Avonds als ze hun
´slaapbomen´opzoeken vormen zich grote zwermen. Het voedsel wat ze tot
zich nemen omvat hoofdzakelijk zaden, bessen, vruchten, bloesems en
nectar. Regelmatig vallen ze landbouwgebieden binnen waar ze zich dan te
goed doen aan allerlei gewassen, zoals rijst, maïs, gierst en fruit. Als
nestgelegenheid maken ze onder andere gebruik van holten in afgestorven
(palm)bomen en broedholten van baardvogels en spechten. In Indië broeden
ze ook onder de daken van huizen en in scheuren van muren.
De voeding van edelparkieten
Als basisvoeding kan aan halsbandparkieten een
goede zaadmengeling voor grote parkieten gegeven worden. Om tot een
volwaardige voeding te komen kan aan het zaadmengsel een
‘krachtvoermengsel’ van geweekt kiemzaad en eivoer/universeelvoer (1:1)
toegevoegd worden. De verhouding tussen het zaad en het
krachtvoermengsel moet ongeveer één op één zijn. Zolang er geen
opgroeiende jongen zijn kan hier twee keer per week, ondanks dat de
vogels er ook vrij over moeten kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en
oesterschelpengrit aan toegevoegd worden (1 afgestreken theelepel per 2
vogels). Verder dienen dagelijks afwisselend vruchten, bessen
(rozenbottels, vuurdoorn, bramen, bosbessen e.d.) en groenten te worden
verstrekt. In de periode dat de vogels jongen hebben is het belangrijk
dat ze de beschikking hebben over dierlijke eiwitten. Het
eiwitpercentage van het krachtvoer moet dan ongeveer op 20% liggen.
Omdat de meeste commerciële eivoeders dit eiwitgehalte niet halen is het
verstandig dit aan te vullen. Eén van de mogelijkheden hiervoor is een eetlepel volle
melkpoeder te mengen met een kilo eivoer/universeelvoer. Naast
bovenstaande voeding is het noodzakelijk dat de vogels dagelijks de
beschikking hebben over vers en fris bad- en drinkwater en mogen ook
vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet ontbreken. Om aan hun knaaglust
te voldoen is het raadzaam regelmatig verse berken-, wilgen- en of
fruitboomtakken te verstrekken.
Huisvesting van edelparkieten
Halsbandparkieten zijn als winterhard te beschouwen, echter ze zijn zeer
gevoelig voor teenbevriezingen. Met name als
ze bij vorst s’ nachts aan het gaas gaan hangen zullen de tenen
afsterven, hetgeen erg verminkend voor de vogel is. Met betrekking tot
teenbevriezingen is het ook belangrijk dat de zitstokken voldoende dik
zijn, zodat de tenen bij het zitten goed afgedekt worden door het
verenkleed. Gezien bovenstaande moeten volières
waarin edelparkieten worden gehouden een goed afgesloten en droog en
vorstvrij nachtverblijf bezitten.
De buitenvolière dient een lengte van 4 á 5 meter te hebben en ± 1
meter breed te zijn. Een goede afmeting voor het nachtverblijf is
1,5 meter lang, 1 meter breed en 2 meter hoog.
Gezien hun vechtlust, met name in het broedseizoen, is het noodzakelijk
dat de vogels paarsgewijs in aparte rennen gehouden worden.
Gezien de knaaglust van de vogels kan de buitenvolière het beste gemaakt
worden van metaal, bijvoorbeeld aluminium. Vergeet niet een portaal of
sluis aan te brengen in de volière. Halsbandparkieten zijn vliegensvlug
en een portaal of sluis zorgt ervoor dat de vogels er in een onbewaakt
moment niet van door gaan. Als volièregaas kan gekozen worden voor gaas
met een afmeting van 19,0 x 19, 0 x 1,45 mm. Indien sprake is van
meerdere buitenvolières dienen deze onderling van elkaar gescheiden te
zijn met dubbel gaas tenzij er ondoorzichtige tussenwanden tussen de
volières geplaatst zijn die onderling contact onmogelijk maken.
Dubbelgaas en ondoorzichtige wanden tussen de buitenvolières voorkomt
dat de vogels elkaar door het gaas kunnen verwonden. Wat dat betreft
komt verlies van nagels en tenen vrij vaak voor bij edelparkieten! De
vliegopening die toegang geeft tot het nachtverblijf dient een afmeting
te hebben van ongeveer 20 cm. Zorg ervoor dat deze opening af te sluiten
is d.m.v. een schuifluikje. Het is het gemakkelijkst als dit
schuifluikje te bedienen is aan de voorzijde van de volière. Het is
verstandig om de buitenvolières voor de helft te overdekken,
bijvoorbeeld met golfplaten. De vogels hebben op deze manier altijd een
droge plaats in de buitenvolière. Het biedt u tevens de mogelijkheid om
in de buitenvolière broedblokken op te hangen. Het niet beschutte deel
van de buitenvolière geeft de vogels de mogelijkheid om bij regenval een
douche te nemen.
Kweken met halsbandparkieten in de volière
Nestblok:
Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting
van 60 cm hoog, een bodemoppervlak van 25 x 25 cm. en een invlieggat van
Æ
8 cm. Aan de grotere soorten, zoals de grote Alexanderparkiet en de
Derbyanparkiet kunnen grotere blokken gegeven worden, bijvoorbeeld met
een bodemoppervlak van 30 x 30 cm. en een hoogte van 70 cm. Het is
verstandig meerdere nestblokken te verstrekken zodat de vogels zelf hun
keuze kunnen bepalen. Ook nestblokken met iets andere afmetingen worden
door de vogels geaccepteerd. Over het algemeen zijn ze hier niet al te
kieskeurig in. Om de vogels te helpen bij het
in en uit gaan van het blok is het aan te raden de binnenzijde van het
blok onder het invlieggat te voorzien van een strookje gaas en of
krammen. Verder is het handig om een inspectieluikje aan te brengen op
ongeveer 15 cm. van de bodem.
Nestmateriaal:
Als nestmateriaal dient een mengsel van boshumus cq. potgrond en
houtspaanders in het blok te worden aangebracht (laagdikte ca. 8 cm.).
Ook kunnen stukken vermolmd hout gegeven worden. Deze worden dan door de
vogels geheel stuk geknaagd waardoor een prima bodembedekking in het
nestblok ontstaat.
Kweek:
Halsbandparkieten beginnen meestal al vroeg met het broedproces. Vaak
zijn in januari al paringen waar te nemen tussen de vogels. Toch is het
af te raden om dan al nestblokken te verstrekken. Beter is het om dit
proces wat te rekken en de blokken niet eerder te geven dan in maart
(afhankelijk van het weer!). De pop legt meestal 3 tot 5 eieren die om
de dag worden gelegd. Na een broedduur van ca. 24 dagen worden de (kale)
jongen geboren. Op een leeftijd van ongeveer 10 -14 dagen moeten de
jongen worden geringd met een 6,5 of 7 mm. geharde voetring. Op een
leeftijd van 7 weken vliegen ze uit waarna ze nog 2 tot 3 weken door de
ouders worden (bij)gevoerd).
Vaak gaan de oudervogels over tot een tweede legsel.
Bijzonderheden
Bij de Indische halsbandparkiet komen een zeer groot aantal mutaties
voor. Voorbeelden hiervan zijn blauw, turquoise, aqua, donkerfactor,
violetfactor, grijs, fallow, dominant bont, recessief bont, cinnamon,
opaline, ino en pallid. Al deze mutaties hebben er toe geleid dat er
inmiddels al meer dan honderd kleurslagen bij deze soort voor komen.
Deze grote variëteit aan kleurslagen is mogelijk door de vele
combinaties van mutaties die in één en dezelfde vogel zijn te kweken. Al
deze mutaties hebben er wel toe geleid dat er bijna geen zuiver
verervende vogels meer zijn. In een nest met 5 jongen kunnen gemakkelijk
5 verschillende kleuren liggen.
A. van Kooten
|
|