Deze website wordt
u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras-
en grote parkieten bij de NBvV
|
Home |
Hoodedparkiet (Psephotus c.dissimilis) |
|
|
Jongen: De jongen
lijken op de pop. Hoewel dit niet in alle gevallen op gaat zijn de jonge
mannen vaak in het nest al te onderscheiden door hun turquoiseblauwe
wangen. De jongen zijn na ca. 16 – 18 maanden op kleur.
Verspreidings- en leefgebied
De hoodedparkiet
komt ook voor in het uiterste noorden van Australië, namelijk in
Arnhemland in de omgeving van Pine Creek en Daly river. Het leefgebied
is vergelijkbaar met dat van de goudschouderparkiet (zie daar).
Gedrag
Hoodedparkieten zijn
vrij actieve vogels die, wanneer ze eenmaal aan hun verzorger gewend
zijn, weinig schuw zijn. Ze zijn over het algemeen vrij agressief
richting soortgenoten. Net als bij vrijwel alle Australische parkieten
mogen paren niet naast elkaar gehuisvest worden, tenzij er
ondoorzichtige tussenwanden tussen de volières geplaatst zijn die
onderling contact onmogelijk maken. De jongen moeten al vrij vroeg bij
de ouders weggehaald worden omdat de mannen van beide soorten in het
algemeen geen jongen meer in hun omgeving dulden als deze eenmaal
zelfstandig zijn.
Broedproces in het wild
Hoodedparkieten
broeden bij voorkeur in of aan het eind van het regenseizoen. Het
regenseizoen loopt in hun verspreidingsgebied van november tot april. In
deze periode valt er vaak meer dan 1000 mm. neerslag.Het droge seizoen
omvat veelal de periode mei tot november. Vaak valt er dan gedurende 4
tot 5 maanden geen spatje regen. De hoodedparkiet broedt tussen mei en
januari. Specifiek voor de soort is dat ze in hoge termietenheuvels van
4 á 5 meter hoogte broeden. In het regenseizoen zijn deze heuvels,
tengevolge van de regen, veel minder hard en kunnen de vogels er zonder
al te veel moeite een 40 tot 50 cm. lange licht oplopende gang in graven
met aan het eind daarvan een ronde broedholte van ongeveer 14 cm.
doorsnede. De broedholte ligt gewoonlijk zo’n anderhalve meter boven de
grond. Opgemerkt dient te worden dat de hoodedparkiet, bij afwezigheid
van een termietenheuvel, ook wel eens een holle boom gebruikt om te
broeden. De pop legt 4 tot 6 witte eieren. De eieren worden om de dag
gelegd en alleen door haar bebroed. Tijdens het broeden gaat de pop
samen met de man meerdere keren per dag op zoek na voedsel. Na zo’n
zoektocht, die ongeveer 20 tot 30 minuten duurt, keert de pop terug op
het nest en gaat verder met broeden. Dit onregelmatig broeden van de pop
is mogelijk door de aanwezige warmte in de termietenheuvel. Deze zorgt
ervoor dat de eieren niet afkoelen gedurende de tijd dat de pop van het
nest af is. De broedduur bedraagt 19 – 20 dagen. Zodra de jongen
uitkomen is de man actief bij het voeren van de jongen betrokken. Op een
leeftijd van 6 tot 8 dagen worden de jongen niet meer warm gehouden door
de oudervogels. In de goed geïsoleerde termietenheuvels is dit niet
nodig omdat de temperatuur voldoende hoog blijft om de jongen warm te
houden. Bijzonder is dat een motachtig insect (Neossiosynoeca
scatophaga) in de onmiddellijke omgeving van de jongen haar eitjes
legt. De larven voeden zich met de uitwerpselen van de jongen en houden
op deze manier de broedholte schoon. De jongen vliegen gewoonlijk op een
leeftijd van 5 weken uit en worden dan nog twee tot drie weken door de
oudervogels gevoerd.
Broedproces in de
volière
Hoodedparkieten zijn
op een leeftijd van een jaar geslachtsrijp en kunnen op deze leeftijd
reeds ingezet worden voor de kweek. Een aantal van de hier aanwezige
hoodedparkieten houden zich nog hardnekkig aan de broedperiode in
Australië. Omdat het hier dan herfst is zal hier in gevangenschap
rekening mee gehouden moeten worden. Er zal dan ook een aangepaste
nestkast aan de vogels moeten worden verstrekt. Gewoonlijk hebben de
vogels een verwarmd nestblok nodig omdat de pop de jongen niet lang
genoeg warm houdt. Na ongeveer 8 dagen, soms echter maar 5, zit de pop
al vaak buiten het broedblok naast haar partner. Sommige poppen blijven
wel in het nest zitten maar zitten dan niet op de jongen en houden ze
dus niet warm. Als er jongen zijn, vaak al in maart, is het erg
belangrijk om te kijken of de pop ’s nachts wel op het nest zit en de
jongen daadwerkelijk warm houdt. Het nestblok moet niet te groot zijn,
ongeveer 14 x 14 cm. binnenwerks en een hoogte van ca. 25 cm. Met een
dergelijke kleine binnenmaat kan de pop, als ze in het nest zit, bijna
niet anders dan op de jongen zitten. Voor de ingang moet een tunnel van
ongeveer 10 cm. lengte worden aangebracht. De tunnel dient ongeveer een
diameter te hebben van 6 cm. Als tunnel kan het beste een holle tak of
een holle bamboestam gebruikt worden. Ook wordt wel gebruik gemaakt van
pvc-buis. Er zal rekening gehouden moeten worden met de temperatuur in
het nestblok. Deze dient, wanneer er jongen zijn, zo rond de 25 tot 30
ºC te liggen. Om het nestblok te verwarmen kunnen verschillende
verwarmingsbronnen worden gebruikt. Eén van de mogelijkheden is om een
40 Watt warmteplaatje in het nestgedeelte van het blok te plaatsen,
hetzij aan de achterkant of aan één van de zijden van het blok. De
verwarming kan beter niet aan de onderzijde van het blok gemonteerd
worden omdat dit als nadeel heeft dat de jongen niet weg kunnen kruipen
als ze het te warm krijgen. Het heeft daarom de voorkeur om de
warmtebron aan één van de zijkanten van het nestblok te plaatsen. Indien
gebruik wordt gemaakt van lampen moeten deze tussen twee wanden
geplaatst worden zodat de vogels niet door het licht gestoord worden.
Als nestmateriaal kan gebruik worden gemaakt van een dikke laag vermolmd
hout en veenmos van ongeveer 5 cm. dik. Alvorens het nestmateriaal in
het nest wordt gedaan dient het bevochtigd en vervolgens goed
uitgeknepen te worden. Als het nest klaar is zal de pop de man naast
haar uitnodigen en hem vervolgens gaan liefkozen. Als de man in
broedstemming is zal hij zijn baltsgedrag laten zien. Vaak luidt hij het
baltsgedrag in met het maken van korte vluchtjes rond en naar de pop.
Wanneer hij eenmaal op dezelfde tak zit als de pop benadert hij haar met
opgezette borst- en kopveren en breed gemaakte schouders. Eenmaal voor
haar richt hij zich op en begint met zijn kop knikkende bewegingen te
maken. Het hele ritueel sluit hij vervolgens af met het voeren van de
pop. Indien de vogels eenmaal in de juiste broedstemming verkeren zullen
al snel de eerste paringen waar te nemen zijn, meestal in de vroege
ochtend. Zolang de pop eieren legt gaan de paringen tussen beide vogels
door. Gemiddeld worden in gevangenschap 5 eieren gelegd. De eieren
worden om de dag gelegd en alleen door de pop bebroed. De broedduur kan
variëren van 20 tot 23 dagen, afhankelijk van het tijdstip waarop de pop
is begonnen met broeden, de klimatologische omstandigheden en de
temperatuur in het nestblok. De jongen worden door beide ouders op het
nest gevoerd. Op een leeftijd van ongeveer 7 á 8 dagen moeten ze geringd
worden met ringmaat 4,5 mm. Na ca. 4 weken vliegen de jongen uit. Twee
tot drie weken na het uitvliegen zijn ze zelfstandig. Omdat de vogels
vaak meerdere broedsels per jaar grootbrengen is het noodzakelijk de
jongen, wanneer ze zelfstandig zijn, uit te vangen. De jongen zijn op
een leeftijd van ca. 16 maanden op kleur.
Mutaties
Bij de hoodedparkiet
kennen we inmiddels de lutino. De vererving is geslachtsgebonden
recessief.
A. van Kooten
|
|