een goed zaadmengsel voor papegaaien. Bij voorkeur zitten er
in een dergelijk mengsel ook palmnoten.
2) een mengsel van gekiemd zaad, eivoer en universeelvoer. Geef
dit in een verhouding van 1:1:1. Nadat het kiemzaad is geweekt kan hier
het eivoer en het universeelvoer door gemengd worden. Verder is het
verstandig twee keer per week, ondanks dat de vogels er ook vrij over
moeten kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit door
het kiemzaad te mengen.
3) een mengsel van fruit (appel, peer, rozebottel, sinaasappel,
druiven e.d.) en groenvoer (o.a. wortel, tomaat, witlof, paprika,
andijvie e.d.).
Ook
kan bijvoorbeeld 2 keer per week een nat gemaakt en uitgekneed snee
bruinbrood gegeven worden. Vooral als er jongen zijn wordt hier graag
van gegeten. Verder dienen de vogels dagelijks vers drinkwater
aangeboden te krijgen waaraan eenmaal per week een multivitamine wordt
toegevoegd. In de periode dat er jongen zijn dient de dagelijkse
hoeveelheid voedsel sterk verhoogd te worden. Door de voedselbehoefte
van de jongen eten de oudervogels dan een veelvoud van wat ze buiten de
broedtijd eten.
Huisvesting van Hispaniola-amazonepapegaaien
Een goed onderkomen voor een kweekkoppel amazonepapegaaien is een
binnenvolière van 2,5 x 2 x 2 meter (lxbxh) met daarin een nestkast, een
klimboom en wat (knaag)takken.
Bij voorkeur heeft de binnenvolière nog een buitenvolière met een
afmeting van bijvoorbeeld 4 x 2 x 2 meter. In de binnenvolière dient een
verwarming aanwezig te zijn die er voor zorgt dat in de koude (vochtige)
maanden bijverwarmd kan worden tot een binnentemperatuur van ongeveer 10 °C. Vanwege de sterke snavels
van de vogels is een metalen volière (bijvoorbeeld van ijzer of
aluminium) omspannen met een zware kwaliteit gaas een vereiste. Ook de
eet- en drinkbakken dienen van metaal te zijn en zodanig geplaatst te
worden dat de vogels ze niet kunnen omgooien.
Kweken met Hispaniola-amazonepapegaaien
Als nestgelegenheid kan een van dik hout gemaakte nestkast of een
uitgeholde natuurstam worden gegeven. Deze dient een bodemoppervlak te
hebben van 30 x 30 cm. en een hoogte van 50 tot 60 cm. met een
invlieggat van ongeveer 12 cm in doorsnee. Ook nestblokken van andere
afmetingen, bijvoorbeeld 80 x 40 x 40 cm, worden door de vogels wel
geaccepteerd. Over het algemeen zijn ze hier niet al te kieskeurig in. Om
de vogels te helpen bij het in- en uitgaan van het blok is het aan te
raden de binnenzijde onder het invlieggat te voorzien van een strookje
gaas of krammen. Verder is het aan te bevelen een inspectieluikje aan te
brengen. Zorg er daarbij voor dat het luikje vanaf de buitenzijde van de
volière kan worden geopend. Hiermee kan het broedproces worden gevolgd
zonder de vogels al teveel te storen. Bovendien hebt u dan minder of
geen last van hun agressieve gedrag.
Als nestmateriaal kunnen bosgrond van naaldbomen, wilgenmolm of
houtkrullen worden gegeven (ca. 4 – 5 cm dik). Ook kan een dik stuk
vermolmd hout worden verstrekt. Dit wordt dan door de vogels geheel stuk
geknaagd waardoor een prima bodembedekking ontstaat.
Als de vogels broedrijp worden begint het gedrag van man en pop te
veranderen. Beide vogels worden dan luidruchtiger en agressiever.
Vaak al bij het benaderen van de volière is dit merkbaar. Om te
imponeren gaat dit veelal gepaard met het uitvoeren van schijnaanvallen,
en in extremere gevallen springen de vogels tegen het gaas. In deze
periode zal de man ook de pop beginnen te voeren, hetgeen een duidelijk
teken van broedrijpheid is.
Beide vogels zullen nu ook interesse gaan tonen voor het nestblok en het
duurt dan vaak niet lang of ze zitten er regelmatig in.
Vaak is bij de pop aan een dikker wordend achterlijf te zien dat er
eieren op komst zijn. Het legsel bestaat uit twee tot vier eieren, een
enkele keer vijf. Deze worden gewoonlijk om de dag gelegd. Het komt
echter ook regelmatig voor dat er drie dagen tussen zitten. Veelal
begint de pop na het leggen van het tweede ei te broeden. Ze zal dan ook
niet te vaak meer uit het nestblok komen. Als de eieren bevrucht zijn
zal na ongeveer 28 dagen het eerste jong worden geboren. Voor de
verzorger van de soorten/ondersoorten die tijdens de broedperiode
agressief worden, wordt het nu nog moeilijker om de vogels te benaderen.
Op een leeftijd van veertien dagen moeten de jongen worden geringd.
Naarmate de jongen ouder worden, lijken de ouderdieren nog agressiever
te worden. Vooral als de jongen in de hand worden genomen zal de
opwinding cq. agressie groot zijn. Belangrijk in deze periode is het
verstrekken van voldoende voedsel want naarmate de jongen groeien is er
steeds meer nodig. Op een leeftijd van ongeveer 60 dagen vliegen de
jongen uit. Alvorens ze zelfstandig zijn worden ze dan nog vier tot zes
weken (bij)gevoerd door de ouders.