|
Leefgebied:
Beboste gebieden
langs rivieren, bosranden en open gebied met boombestanden in natte en
halfnatte laaglanden aan de voet van bergketens tot op hoogten van
ongeveer 1000 meter. Door verlies van leefruimte en door wildvang is de
populatie groenwangamazones behoorlijk uitgedund. In sommige streken
komt hij al niet meer voor.
Leefwijze:
Paarsgewijs, in
groepen of zwermen van meer dan honderd vogels. Wordt vaak ook gezien in
gezelschap van geelwangamazone en dubbele geelkopamazone. Vallen vooral
op door hun luid gekrijs, vooral in de vroege ochtenduren.
Voeding in het wild:
Vruchten, zaden,
bessen. Noten, knoppen en bloesem van takken. Strijken ook regelmatig
neer op maïs- en graanvelden. Richten hier dan behoorlijke schade aan.
Broedgedrag:
Het broedseizoen
loopt van maart tot juli. Als nestgelegenheid maken ze graag gebruik van
oude broedholten van spechten in afgestorven bomen.
Voeding in gevangenschap:
De dagelijkse
voeding voor amazonepapegaaien en dus ook voor groenwangamazones dient
grofweg uit drie (gelijke) delen te bestaan:
-
een goed
zaadmengsel voor papegaaien.
-
een mengsel van
kiemzaad, eivoer en universeelvoer. Geef dit in een verhouding van 2
delen kiemzaad (droog!), 2 delen eivoer en 1 deel universeelvoer.
Nadat het kiemzaad is geweekt kan hier het eivoer en het
universeelvoer door gemengd worden. Verder is het verstandig twee
keer per week, ondanks dat de vogels er ook vrij over moeten kunnen
beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit door het
kiemzaad te mengen.
-
een mengsel van
fruit (appel, peer, sinaasappel) en groenvoer (o.a. wortel, tomaat,
witlof e.d.).
Ook kan bijvoorbeeld
2 keer per week een nat gemaakt en uitgekneed snee bruinbrood gegeven
worden. Vooral als er jongen zijn wordt hier graag van gegeten. Verder
dienen de vogels dagelijks vers drinkwater aangeboden te krijgen waaraan
eenmaal per week een mutivitamine kan worden toegevoegd.
Kweek:
Een goed
onderkomen voor deze papegaaien is bijvoorbeeld een binnenvolière van
2x1x2 meter (lxbxh) met daarin een nestkast met een bodemoppervlak van
25 x 25 cm. en een hoogte van 60 cm. Bij voorkeur heeft de binnenvoliere
nog een buitenvoliere met een afmeting van bijvoorbeeld 4 x 1,5 x 2
meter. Als nestmateriaal dient een mengsel van potgrond en houtspaanders
in het blok te worden aangebracht. Ook kunnen stukken rottend hout
gegeven worden die dan door de vogels fijn geknaagd worden. Als de
vogels broedrijp beginnen te worden, meestal zo rond maart/april, begint
het gedrag van beide vogels te veranderen. Beide vogels worden dan
luidruchtiger en agressiever. Vaak al bij het benaderen van de volière
zullen de vogels agressief reageren op de verzorger(s). Om de
verzorger(s) te imponeren gaat dit veelal gepaard met het uitvoeren van
schijnaanvallen en in extremere gevallen springen de vogels tegen de
tralies van de volière. In deze periode zal de man ook de pop beginnen
te voeren, hetgeen een duidelijk teken van broedrijpheid is. Beide
vogels zullen nu ook duidelijke interesse gaan tonen voor het broedblok
in de volière en het duurt dan vaak niet lang of de vogels zitten
regelmatig met hun beiden in het broedblok. Vaak is bij de pop aan een
dikker wordend achterlijf te zien dat er eieren op komst zijn. De eieren
worden om de dag gelegd, gemiddeld ongeveer 4. Veelal begint de pop na
het leggen van het 2e ei te broeden. Ze zal dan ook niet te
vaak meer uit het nestblok komen. Als de eieren bevrucht zijn zal na
ongeveer 29 dagen het eerste jong geboren worden. Voor de verzorger(s)
wordt het nu nog moeilijker om de vogels te benaderen. Op een leeftijd
van 14 dagen moeten de jongen geringd worden met een vaste voetring van
11 mm. Naarmate de jongen ouder worden, lijken de ouderdieren nog
agressiever te worden. Vooral als de jongen in de hand worden genomen
door de verzorger(s) zal de opwinding cq. agressie groot
zijn. Belangrijk in deze periode is het verstrekken van voldoende
voedsel want naarmate de jongen groeien dient er steeds meer voedsel
verstrekt te worden. Op een leeftijd van ongeveer 60 dagen vliegen de
jongen uit om daarna nog 4 tot 6 weken (bij)gevoerd te worden door de
ouders alvorens ze zelfstandig zijn.
A. van Kooten
|