Deze website wordt u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras- en grote parkieten bij de NBvV

Menu

 

Bij favorieten plaatsen!

Home

Erfelijkheidsleer - Deel 11 - Mutatie

 
 

Kooi- en volièrevogels (ca. 300)
Broedconditie en broedproces
Fotogalerijen
Vogelziekten
Medicijnen
Kweekproblemen
Ziekenkooi
Vogeldierenartsen
Voeding
Bouw en inrichting volière
Tips van vogelliefhebbers
Vogels - koude volière
Vogels - warme volière
Downloads Erfelijkheidsleer - Deel 11 - Mutatie

Een mutatie is een spontane verandering in de chemische structuur van een erfelijke factor (= gen).

Wilde grasparkieten, waarvan er in Australië miljoenen rond vliegen, verschillen onderling heel weinig van elkaar. In het wild levende grasparkieten noemen we de wildvorm van de soort. Door jarenlange selectieve kweek in broedkooien en volieres zijn afwijkingen ontstaan ten opzichte van de wildvorm. Voorbeelden hiervan zijn de blauwe, de witte, de gele, en de bonte grasparkieten, die dus qua kleur duidelijk afwijken van de lichtgroene wildvorm. Deze verschillen ten opzichte van de lichtgroene wildvorm zijn ontstaan door een verandering van één of andere erfelijke factor (= gen), dus door mutaties. Erfelijke factoren die niet zijn veranderd noemen we wildfactoren en een erfelijke factor die wel is veranderd noemen we mutant of gemuteerde factor. In de erfelijkheidsleer, waarin we dus gebruik maken van een symbolentaal, wordt aan iedere wildfactor het symbool + gegeven. Hebben we dus bijvoorbeeld de factor b+ (b+ staat voor lichtgroen) dan weten we dat we met een ongemuteerde factor (dus een wildfactor) te maken hebben.

Kleurplaten
Vogelanimaties
Vogelmarkten
Vogelparken
Richtprijzen vogels
Vogelgeluiden
 
Erfelijkheidsleer vogels
Links naar vogelwebsites
Europese cultuurvogels
Papegaai als huisdier - index
Vogelwereld Curaçao
 
 
 

Ingeval we te maken hebben met een gemuteerde factor, dus een erffactor die ten opzichte van de wildfactor veranderd is, dan laten we het + teken weg. Kijken we even terug naar ons voorbeeld dan schrijven we niet b+ maar b (b staat voor blauw).

Wanneer u zich nog even weer de reductiedeling voor de geest haalt dan weet u nog, dat bij het samensmelten van de geslachtscellen van man en pop tot zygote (= bevruchte eicel), chromosoom A van de man (altijd) samengaat met chromosoom A van de pop. Op deze manier vormen beide chromosomen dan weer een homologen chromosomenpaar, die weer tegenover elkaar komen te liggen. Op deze manier zal het jong dus zowel erfelijke eigenschappen van de man als van de pop in zich dragen. Dit is er de reden van dat we het lettersymbool van een kleurslag ook paarsgewijs aangeven. We doen dit op de manier zoals in het breukenstelsel de teller en noemer worden aangegeven, dus met een deelstreep tussen de beide letters.  Ik zal één en ander met een voorbeeld weergeven.

Als voorbeeld nemen we de kleurslag hemelsblauw, aangegeven met de kleine letter b.  Het + teken ontbreekt hier omdat we te maken hebben met een gemuteerde erffactor.

De officiële formule voor hemelsblauw schrijven we als

b

b

Kruisen we nu zo'n vogel aan een lichtgroene, dus de wildkleur, dan paren we in feite een vogel met een gemuteerde factor aan een vogel waarvan de overeenkomende factor niet gemuteerd is. In de verervingsformule, zo weet u nu, geven we dit aan met een plusteken (+). Paren we nu deze hemelsblauwe grasparkiet aan de lichtgroene grasparkiet, dan drukken we dit in symbolentaal als volgt uit:

b x b+

b x b+

Belangrijk om te weten is dat een mutatie van een erffactor meestal niet gelijktijdig optreedt bij beide erffactoren van het allelomorfe paar. Meestal treedt een mutatie alleen maar op bij één erffactor van zo'n paar. Allelomorfen, zo weet u nog, zijn erffactoren, die beiden op een overeenkomende plaats maar ieder in een andere chromosoom van het homologen chromosomenpaar liggen. Bij een mutatie van één factor van het paar schrijven we dan

b+

b

Een dergelijke vogel noemen we een splitvogel. In de formule krijgt zo'n vogel maar één plusteken. Nemen we als voorbeeld een lichtgroene grasparkiet die split is voor blauw dan schrijven we dit in formule als:

b+

b

In deze formule zien we dat b+ niet is gemuteerd maar haar allele (b) zonder plusteken (+) wel.

In "gewone schrijftaal" geven we bovenstaande splitvogels als volgt weer: lichtgroen/blauw.

U zult begrijpen dat een mutatie van een erffactor niet altijd tot uiting komt in de jonge vogels maar verborgen kan blijven. Van een mutatie merken we pas iets als dat een verandering in het uiterlijk van de vogel teweeg brengt.

Samenvattend:

Hebben we dus de erffactor b+ dan weten we dat we met een ongemuteerde factor, in dit geval de wildfactor lichtgroen, te maken hebben. Hebben we te maken met de erffactor b dan weten we dat we te maken hebben met een gemuteerde factor, in dit geval de gemuteerde factor blauw.   Hebben we te maken met de formule:

b+

b

dan weten we dat we met b een ongemuteerde en een gemuteerde factor te maken hebben, in dit geval dus de ongemuteerde factor lichtgroen (b+) en de gemuteerde factor blauw (b). Omdat lichtgroen dominant is over blauw is deze vogel uiterlijk lichtgroen maar split voor blauw, wat we in "schrijftaal" dus weergeven als lichtgroen/blauw!

A. van Kooten

 

                                    Verwante links

Deel 1.   Erfelijkheidsleer

Deel 2.   De lichaamscel (van de grasparkiet)
Deel 3.   Chromosomen, de dragers van erfelijke eigenschappen

Deel 4.   De celdeling

Deel 5.   Autosomen- en geslachtschromosomen
Deel 6.   Dominant en recessief

Deel 7.   Symbolentaal (= nomenclatuur)

Deel 8.   Gekoppelde factoren 
Deel 9.   Onafhankelijk van elkaar verervende factoren
Deel 10. Allelomorfen
Deel 12. Multripele allelomorfe
Deel 13. Het dambordsysteem
Deel 14. Geslachtsgebonden factoren bij de grasparkiet
Deel 15. Intermediaire vererving en de donkerfactor
Deel 16. Crossing-over
 

 

Disclaimer

Home

Vertel een vriend over deze site

 

 

Copyright © 2005, Adri van Kooten, All Rights Reserved | Webdesign: Adri van Kooten