Ingeval we te maken hebben met een gemuteerde factor, dus
een erffactor die ten opzichte van de wildfactor veranderd is, dan
laten we het + teken weg. Kijken we even terug naar ons voorbeeld
dan schrijven we niet b+ maar b (b staat voor blauw).
Wanneer u zich nog even weer de reductiedeling voor
de geest haalt dan weet u nog, dat bij het samensmelten van de
geslachtscellen van man en pop tot zygote (= bevruchte eicel),
chromosoom A van de man (altijd) samengaat met chromosoom A van de
pop. Op deze manier vormen beide chromosomen dan weer een homologen
chromosomenpaar, die weer tegenover elkaar komen te liggen. Op deze
manier zal het jong dus zowel erfelijke eigenschappen van de man als
van de pop in zich dragen. Dit is er de reden van dat we het
lettersymbool van een kleurslag ook paarsgewijs aangeven. We doen
dit op de manier zoals in het breukenstelsel de teller en noemer
worden aangegeven, dus met een deelstreep tussen de beide letters.
Ik zal één en ander met een voorbeeld weergeven.
Als voorbeeld nemen we de kleurslag hemelsblauw,
aangegeven met de kleine letter b. Het + teken ontbreekt hier omdat
we te maken hebben met een gemuteerde erffactor.
De officiële formule voor hemelsblauw schrijven we
als
Kruisen we nu zo'n vogel aan een lichtgroene, dus de
wildkleur, dan paren we in feite een vogel met een gemuteerde
factor aan een vogel waarvan de overeenkomende factor niet
gemuteerd is. In de verervingsformule, zo weet u nu, geven we
dit aan met een plusteken (+). Paren we nu deze hemelsblauwe
grasparkiet aan de lichtgroene grasparkiet, dan drukken we dit in
symbolentaal als volgt uit:
Belangrijk om te weten is dat een mutatie van een
erffactor meestal niet gelijktijdig optreedt bij beide erffactoren
van het allelomorfe paar. Meestal treedt een mutatie alleen maar op
bij één erffactor van zo'n paar. Allelomorfen, zo weet u nog, zijn
erffactoren, die beiden op een overeenkomende plaats maar ieder in
een andere chromosoom van het homologen chromosomenpaar liggen. Bij
een mutatie van één factor van het paar schrijven we dan
Een dergelijke vogel noemen we een splitvogel. In de
formule krijgt zo'n vogel maar één plusteken. Nemen we als voorbeeld
een lichtgroene grasparkiet die split is voor blauw dan schrijven we
dit in formule als:
In deze formule zien we dat b+ niet is gemuteerd maar
haar allele (b) zonder plusteken (+) wel.
In "gewone schrijftaal" geven we bovenstaande
splitvogels als volgt weer: lichtgroen/blauw.
U zult begrijpen dat een mutatie van een erffactor
niet altijd tot uiting komt in de jonge vogels maar verborgen kan
blijven. Van een mutatie merken we pas iets als dat een verandering
in het uiterlijk van de vogel teweeg brengt.
Samenvattend:
Hebben we dus de erffactor b+ dan weten we dat
we met een ongemuteerde factor, in dit geval de wildfactor
lichtgroen, te maken hebben. Hebben we te maken met de erffactor
b dan weten we dat we te maken hebben met een gemuteerde
factor, in dit geval de gemuteerde factor blauw. Hebben we te
maken met de formule:
dan weten we dat we met b een ongemuteerde en
een gemuteerde factor te maken hebben, in dit geval dus de
ongemuteerde factor lichtgroen (b+) en de gemuteerde factor
blauw (b). Omdat lichtgroen dominant is over blauw is deze
vogel uiterlijk lichtgroen maar split voor blauw, wat
we in "schrijftaal" dus weergeven als
lichtgroen/blauw!
A. van Kooten