Karakter:
Het zijn over het algemeen
iet wat schuwe vogels die tegenover andere soorten vredelievend zijn.
Onder elkaar zijn ze echter zeer agressief. Twee voor elkaar vreemde
vogels die in een kooi worden los gelaten kunnen vechten tot de dood er
op volgt. Bij het verparen van twee voor elkaar vreemde vogels dient
hier rekening mee gehouden te worden. Het beste kunnen we beide vogels
in naast gelegen kooien, gedurende enkele weken, aan elkaar laten wennen.
Wanneer ze daarna bij elkaar geplaatst worden is het verstandig beide
vogels te blijven observeren.
Omgevingstemperatuur:
's Winters kan men beter het
zekere voor het onzekere nemen door ze binnen te houden. Een verblijf
waar tenminste een temperatuur heerst van 15 °C geeft de minste risico.
Voeding:
Als voeding dient een goede zaadmengeling voor tropische
vogels, trosgierst, universeelvoer en eivoer met daar doorheen wat
miereneitjes en
meelwormen alsmede gekiemde zaden, groenvoer en allerlei vruchten te
worden verstrekt.
Kweek:
Als nestgelegenheid kunnen
het beste laag gehangen brem en of conifeertakken worden gebruikt. Hier
bouwen de vogels een bolvormig nest in van grashalmen en kokosvezel.
Voor de binnenafwerking gebruiken de vogels graag mos, veertjes en ander
zacht materiaal. Het popje legt 3 - 4 eitjes. Het popje broedt over het
algemeen zeer vast. Bij nestcontrole zal ze daarom van het nest
afgejaagd moeten worden. De kweker dient dit echter tot een minimum te
beperken. De jongen worden na 14 dagen geboren. De huidskleur is zwart
met een paar grijze donsveertjes. In de snavelhoeken bevinden zich bij
de jongen vier witte snavelpapillen. De opfok van de jongen zal alleen
succesvol zijn als de vogels kunnen beschikken over levend voer zoals
insecten, miereneieren, fruitvliegen en meelwormen. Daarnaast dienen ze
ook de beschikking te hebben over universeelvoer, opfok- en groenvoer. De jongen verlaten na ca.
20 dagen het nest en zijn na 4 weken zelfstandig.
A. van Kooten