Man:
De algehele lichaamskleur is groen. De kop is diep blauwgrijs. De
bevedering van het voorhoofd en rond het oog is lichtgroen. Op het
voorhoofd bevindt zich een blauwviolette voorhoofdsband. De ogen zijn
zwart met een gele iris. Rond de hals bevindt zich een tweekleurige
nekband die aan de bovenzijde zwart en aan de onderzijde lichtzeegroen
van kleur is. De hals- en de borstbevedering is blauwgrijs. De
bevedering van de buik en het onderlichaam is geelgroen met een blauwe
waas. De mantel en de onderrug zijn blauwgrijs en de stuit is zeegroen.
De hand- en armpennen zijn kobaltblauw met zwartgrijze toppen. De kleur
van de vleugeldekveren is donkergroen, bij de schouders kobalt/mauve. De
middelste staartpennen zijn blauw met een gele punt. De overige
staartpennen zijn groen met een gele punt en buitenvlag. De
onderstaartdekveren zijn geel en de bovenstaartdekveren zeegroen. De
bovensnavel is rood met een iets gele punt. De ondersnavel is zwart met
een rode waas. De poten zijn zwartgrijs met zwartgrijze nagels.
Pop:
De pop lijkt wel wat op de man maar bij haar is de kop grijs met een
heel weinig groen rond de ogen. De hals is grijs, de borst grijsgroen en
de buik licht grijsgroen. Het grijs op de mantel en onderrug is bij de
pop minder aanwezig dan bij de man. Verder heeft de pop een éénkleurige
zwarte nekband en een zwarte snavel.
Herkomst en leefwijze van de Malabarparkiet
Het verspreidingsgebied van de Malabarparkiet is Zuidwest India.
Ze bewonen daar de groenblijvende loofbossen en de vochtige tropische
bergwouden tussen de 400 en 1000 meter van de West Ghatsbergen. Hun
voedsel bestaat in hoofdzaak uit vruchten, zaden, bessen, bladknoppen,
noten, bloesems, pollen, nectar en vooral vijgen. In hun leefgebied
worden ze meestal gezien in kleine groepjes van zes tot acht vogels.
Broeden doen ze vanaf januari tot maart waarbij hun voorkeur uitgaat
naar hoog gelegen broedholten in bomen. Een enkele keer broeden ze in
verlaten broedholten van spechten en baardvogels.
De voeding van edelparkieten
Als basisvoeding kan aan Malabarparkieten een
goede zaadmengeling voor grote parkieten gegeven worden. Om tot een
volwaardige voeding te komen kan aan het zaadmengsel een
‘krachtvoermengsel’ van geweekt kiemzaad en eivoer/universeelvoer (1:1)
toegevoegd worden. De verhouding tussen het zaad en het
krachtvoermengsel moet ongeveer één op één zijn. Zolang er geen
opgroeiende jongen zijn kan hier twee keer per week, ondanks dat de
vogels er ook vrij over moeten kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en
oesterschelpengrit aan toegevoegd worden (1 afgestreken theelepel per 2
vogels). Verder dienen dagelijks afwisselend vruchten, bessen
(rozenbottels, vuurdoorn, bramen, bosbessen e.d.) en groenten te worden
verstrekt. In de periode dat de vogels jongen hebben is het belangrijk
dat ze de beschikking hebben over dierlijke eiwitten. Het
eiwitpercentage van het krachtvoer moet dan ongeveer op 20% liggen.
Omdat de meeste commerciële eivoeders dit eiwitgehalte niet halen is het
verstandig dit aan te vullen. Eé
n van de mogelijkheden hiervoor is een eetlepel volle
melkpoeder te mengen met een kilo eivoer/universeelvoer. Naast
bovenstaande voeding is het noodzakelijk dat de vogels dagelijks de
beschikking hebben over vers en fris bad- en drinkwater en mogen ook
vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet ontbreken. Om aan hun knaaglust
te voldoen is het raadzaam regelmatig verse berken-, wilgen- en of
fruitboomtakken te verstrekken.
Huisvesting van edelparkieten
Malabarparkieten zijn, mits geacclimatiseerd, als winterhard te
beschouwen, echter ze zijn gevoelig voor teenbevriezingen. Met name als
ze bij vorst s’ nachts aan het gaas gaan hangen zullen de tenen
afsterven, hetgeen erg verminkend voor de vogel is. Met betrekking tot
teenbevriezingen is het ook belangrijk dat de zitstokken voldoende dik
zijn, zodat de tenen bij het zitten goed afgedekt worden door het
verenkleed. Gezien bovenstaande moeten volières
waarin Malabarparkieten worden gehouden een goed afgesloten en droog en
vorstvrij nachtverblijf bezitten.
De buitenvolière dient een lengte van 4 á 5 meter te hebben en ± 1
meter breed te zijn. Een goede afmeting voor het nachtverblijf is
1,5 meter lang, 1 meter breed en 2 meter hoog.
Gezien hun vechtlust, met name in het broedseizoen, is het noodzakelijk
dat de vogels paarsgewijs in aparte rennen gehouden worden.
Gezien de knaaglust van de vogels kan de buitenvolière het beste gemaakt
worden van metaal, bijvoorbeeld aluminium. Vergeet niet een portaal of
sluis aan te brengen in de volière. Malabarparkieten zijn vliegensvlug
en een portaal of sluis zorgt ervoor dat de vogels er in een onbewaakt
moment niet van door gaan. Als volièregaas kan gekozen worden voor gaas
met een afmeting van 19,0 x 19, 0 x 1,45 mm. Indien sprake is van
meerdere buitenvolières dienen deze onderling van elkaar gescheiden te
zijn met dubbel gaas tenzij er ondoorzichtige tussenwanden tussen de
volières geplaatst zijn die onderling contact onmogelijk maken.
Dubbelgaas en ondoorzichtige wanden tussen de buitenvolières voorkomt
dat de vogels elkaar door het gaas kunnen verwonden. Wat dat betreft
komt verlies van nagels en tenen vrij vaak voor bij edelparkieten! De
vliegopening die toegang geeft tot het nachtverblijf dient een afmeting
te hebben van ongeveer 20 cm. Zorg ervoor dat deze opening af te sluiten
is d.m.v. een schuifluikje. Het is het gemakkelijkst als dit
schuifluikje te bedienen is aan de voorzijde van de volière. Het is
verstandig om de buitenvolières voor de helft te overdekken,
bijvoorbeeld met golfplaten. De vogels hebben op deze manier altijd een
droge plaats in de buitenvolière. Het biedt u tevens de mogelijkheid om
in de buitenvolière broedblokken op te hangen. Het niet beschutte deel
van de buitenvolière geeft de vogels de mogelijkheid om bij regenval een
douche te nemen.
Kweken met de duifparkiet in de volière
Nestblok:
Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting
van 60 cm hoog, een bodemoppervlak van 25 x 25 cm. en een invlieggat van
Æ
7 cm.
Om de vogels te helpen bij het in- en uit gaan van het blok is het aan
te raden de binnenzijde van het blok onder het invlieggat te voorzien
van een strookje gaas en of krammen. Verder is het handig om een
inspectieluikje aan te brengen op ongeveer 15 cm. van de bodem. Het
nestblok dient
het gehele jaar door opgehangen te blijven (in het nachtverblijf) omdat
de vogels er gewoonlijk ook in slapen.
Nestmateriaal:
Als nestmateriaal kan een mengsel van boshumus cq. potgrond en
houtspaanders dienst doen (laagdikte ca. 8 cm.).
Kweek:
De vogels gaan vaak al op een leeftijd van twee jaar over tot broeden.
In veel gevallen zijn de eieren dan nog onbevrucht. Het meeste succes op
bevruchte eieren wordt verkregen met vogels van drie jaar of ouder. Het
broedseizoen bij deze vogels begint meestal zo rond april. De pop legt
gemiddeld 3 tot 4 eieren die om de dag worden gelegd. Na een broedduur
van ca. 23 dagen worden de jongen geboren, dit is echter afhankelijk van
het tijdstip waarop de pop vast gaat zitten broeden. De jongen blijven
zes tot zeven weken in het nestblok alvorens ze uitvliegen. Hierna
worden ze nog ongeveer drie weken door de oudervogels (bij)gevoerd
alvorens ze zelfstandig zijn. Jonge vogels zijn na ongeveer 14 maanden
volledig op kleur.
Bijzonderheden
Tijdens de broedperiode komt het voor dat de man op de pop begint te
jagen als deze van het nest komt. Hij doet dit ook als er jongen in het
nest liggen. De bedoeling van de man is dan om de pop terug te jagen in
het nestblok. Dit kan echter zulke vormen aannemen dat de pop bijna geen
voedsel meer kan opnemen en ten gevolge daarvan de jongen verwaarloost.
In een dergelijk geval moet de man uitgevangen worden. Bij huisvesting
in een naast gelegen vlucht is de kans groot dat hij de pop door het
gaas blijft voeren. Zodra de jongen uitgevlogen zijn kan de man
teruggeplaatst worden. In de meeste gevallen zal hij dan gewoon de
jongen (bij)voeren tot ze zelfstandig zijn.
Malabarparkieten zijn minder luidruchtig dan andere soorten
edelparkieten. Ook hun knaaglust is duidelijk minder dan die van de
meeste andere soorten edelparkieten.
A. van Kooten