Deze website wordt u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras- en grote parkieten bij de NBvV

Menu

 

Bij favorieten plaatsen!

Home

Citroenparkiet  (Psilopsiagron aurifrons)

 
 

Kooi- en volièrevogels (ca. 300)
Broedconditie en broedproces
Fotogalerijen
Vogelziekten
Medicijnen
Kweekproblemen
Ziekenkooi
Vogeldierenartsen
Voeding
Bouw en inrichting volière
Tips van vogelliefhebbers
Vogels - koude volière
Vogels - warme volière
Downloads Citroenparkiet

Recentelijk is de citroenparkiet samen met de aymaraparkiet in het geslacht Psilopsiagron geplaatst. Citroenparkieten hebben een vrij slank postuur en een acht tot negen centimeter lange staart. Deze  omvat daarmee bijna de helft van de totale lengte van de vogels. Door hun formaat en hun rustige karakter zijn ze zeer geschikt voor kleinbehuisde vogelliefhebbers. Ze zijn graag in gezelschap van soortgenoten en huisvesting en kweken in kolonieverband is dan ook met deze vogels goed mogelijk. Indien met de vogels in de volière wordt gekweekt zal er natuurlijk wel voldoende ruimte geboden moeten worden. Leidraad hierbij is dat bij voortdurende onderlinge ruzies er meestal sprake is van overbevolking.

Kleurplaten
Vogelanimaties
Vogelmarkten
Vogelparken
Richtprijzen vogels
Vogelgeluiden
 
Erfelijkheidsleer vogels
Links naar vogelwebsites
Europese cultuurvogels
Papegaai als huisdier - index
Vogelwereld Curaçao
 
 

 

 

 

Inleiding

In het voorjaar van 2004 was ik in de gelegenheid een aantal citroenparkieten te kopen bij verschillende kwekers. Het had me tot dan toe behoorlijk wat inspanning gekost om aan deze prachtige parkietjes te komen. In totaal lukte het me om 11 citroenparkieten te kopen, 6 mannen en 7 poppen. Het waren overwegend vogels die in 2003 waren geboren, uitgezonderd één popje dat een ring van 2004 droeg. Ze werden met z’n allen gehuisvest in een buitenvolière van 2,5 meter hoog, 5 meter lang en 1 meter breed en een nachtverblijf van 1 bij 1 meter. Gedurende een aantal weken ging het prima en ze waren voortdurend met z’n allen dicht bij elkaar. Nimmer zag ik onderlinge ruzies en in de loop van de tijd vormden zich wat paartjes. Ik besloot daarom wat broedblokken in de ren en in het nachtverblijf  te plaatsen. Hoewel enige paartjes wel belangstelling toonden in de broedblokken gingen ze niet over tot broeden. Na wat natte, gure dagen begonnen er problemen te komen. Binnen een tijdbestek van 1 week stierven er 3 vogels, 2 poppen en 1 man. Uiterlijk was aan de vogels niets te zien en het was dan ook gissen wat er aan de hand kon zijn. Omdat ik verdere risico’s op sterfte zoveel mogelijk wilde voorkomen besloot ik de vogels, per paar, onder te brengen in broedkooien in mijn verwarmde kweekruimte. Vanaf deze tijd oogden de vogels (nog) levendiger en ondervond ik geen enkel probleem meer! 

Ondersoorten

  • Psilopsiagron aurifrons aurifrons            - citroenparkiet
  • Psilopsiagron aurifrons margaritae
  • Psilopsiagron aurifrons robertsi
  • Psilopsiagron aurifrons rubrirostris

Psilopsiagron aurifrons aurifrons - citroenparkiet

Formaat: 18 cm, waarbij de staart een lengte heeft van 75 – 90 mm.

Ringmaat: 4 mm.

Geslachtsonderscheid: er bestaat uiterlijk verschil tussen beide geslachten. De poppen bezitten geen geel op voorhoofd, teugels, wangen en buik.

De nominaatvorm wordt ook wel eens aangeduid met goudvoorhoofd-citroenparkiet vanwege de ‘goudgele’ kleur van de kopbevedering. De lichaamskleur is overwegend groen; voorhoofd, wangen, keel, hals en bovenzijde van de borst zijn ‘citroengeel’. De dijen zijn geelachtig groen, de ondervleugeldekveren blauwachtig groen, de vleugelranden violetblauw. De onderzijde van de staart is blauwachtig grijs van kleur. De snavel is hoornkleurig. Rond de ogen bevindt zich een smalle naakte grijze oogring. De iris is bruin. De washuid boven de snavel en de poten zijn vleeskleurig.

Psilopsiagron aurifrons robertsi

Formaat: 18 cm, waarbij de staart een lengte heeft van 80 – 95 mm.

Ringmaat: 4 mm.

Geslachtsonderscheid: als bij de nominaatvorm.

Man en pop: als de nominaatvorm, maar duidelijk minder geel op voorhoofd, wangen, keel, hals en bovenzijde van de borst. Het geel is ook minder warm van kleur. Verder is deze ondersoort in het geheel wat donkerder groen van kleur.

De poppen bezitten geen geel op voorhoofd, teugels, wangen en keel.

Psilopsiagron aurifrons margaritae

Formaat: 20 cm, waarbij de staart een lengte heeft van 65 – 80 mm.

Ringmaat: 4 mm.

Geslachtsonderscheid: de geslachten zijn vrijwel gelijk.

Man en pop: als de nominaatvorm, maar groter en zonder geel in de bevedering. De groene kleur is in het geheel wat donkerder van kleur. Door de kortere staart is de vogel ook qua model duidelijk forser is dan de twee voorgaande ondersoorten.

De poppen lijken op de mannen maar zijn in het algemeen wat donkerder groen van kleur.

Psilopsiagron aurifrons rubrirostris

Formaat: 20 cm, waarbij de staart een lengte heeft van 73 – 82 mm.

Ringmaat: 4 mm.

Geslachtsonderscheid: de geslachten zijn vrijwel gelijk.

Man en pop: beide zijn volledig groen van kleur. Deze is blauwgrijs bewaasd en daarmee duidelijk donkerder dan bij de nominaatvorm De snavel is hoornkleurig roze.

De poppen lijken op de mannen maar zijn in het algemeen wat donkerder groen van kleur. De snavel is minder roze hoornkleurig dan die van de man.

Herkomst en leefwijze

De nominaatvorm komt voor in de kuststreken en aansluitende bergstreken van het Andesgebergte in Centraal Peru. P. a. robertsi bewoont het noordwesten van Peru. Het verspreidingsgebied van P. a. margaritae omvat Zuid-Chili, het zuidwesten van Peru, Centraal- en West-Bolivia en het noordwesten van Argentinië. P. a. rubrirostris is een bewoner van de oostelijke helling van het Andesgebergte in noordwest-Argentinië en Centraal-Chili.

Citroenparkieten leven in de hooglanden en op de berghellingen van de Andes op hoogten van 2500 tot 4500 m. Dit betekent dan ook dat ze allemaal uit (hooggelegen) gebieden komen met een ijle lucht.

Hun natuurlijke leefomgeving omvat steppengebieden en gebieden met doornig struikgewas. De nominaatvorm komt ook voor in lager gelegen kustgebieden, landbouwgebieden en parken. Citroenparkieten verzamelen zich buiten de broedtijd in kleine zwermen van tien tot dertig vogels. Ze leiden overwegend een zwervend bestaan. Tijdens de vlucht laten ze zich duidelijk en luid horen. Het zijn snelle en behendige vliegers. In gevangenschap dienen we hier terdege rekening mee te houden. Ze voeden zich met allerlei zaden, vruchten, bessen en insecten. De broedtijd loopt van oktober tot december. In het wild broeden ze in kolonieverband, maar ook wel apart. Ze nestelen in aarden wallen en in spleten en scheuren van rotsen. De broedholten in de aarden wallen hebben veelal een afmeting van 20 x 30 cm en worden door de vogels bereikt via een tunnel, die wel een lengte kan bereiken van twee meter.

Kweekervaring

Nadat ik de vogels aan het eind van de zomer uit de buitenvolière ving werden ze in paartjes ondergebracht in broedkooien met een afmeting van 80x50x50 cm. Medio november verstrekte ik alle vier de paartjes een broedblok. Twee stellen kregen een horizontaal broedblok met een afmeting van 40x18x18 cm. Dit type broedblok is voorzien van ‘een voorkamer’ (18x16x16 cm) en ‘een broedkamer’ van 16x16x16 cm. De twee overige stellen kregen een horizontaal broedblok met een afmeting van 25x18x18 cm. Dit type blok kent slechts één broedruimte.

Alle stellen namen direct bezit van het broedblok en zodra ik de kweekruimte betrad zaten de vogels in het broedblok.

Eind december viel het me op dat bij twee van de vier popjes het achterlijf dikker werd. Ik had de vogels nooit zien paren maar wel regelmatig horen ‘paren’ in het blok. Dit laatste ging altijd gepaard met vrij luide ‘krassende’ geluiden van beide vogels. Op 02-01-2005 legde één van beide popjes haar eerste eitje. Ze deed dit in het type broedblok met één broedruimte. Het andere popje volgde haar voorbeeld op 03-01-2005. Dit popje legde haar ei in het type broedblok met een ‘voorkamer’ en ‘broedkamer’. Het eerste stelletje kreeg in totaal 5 eitjes en het tweede stelletje 4. De eitjes werden door de popjes om de dag gelegd. Voor zover ik kan nagaan begonnen beide popjes bij het derde ei te broeden. Steeds verbleven beide mannen in het broedblok bij de popjes. Bij het tweede stelletje ging het al snel mis. Nadat de eitjes enige dagen waren bebroed liep het popje op 11-01-2005 van de eieren af. Een oorzaak hiervoor kon ik niet vinden of het moet al de lichte rui zijn geweest die ze door maakte. Hoewel alle vier de eitjes steenkoud aanvoelden werden twee ervan ondergelegd bij het eerste stelletje en de andere twee bij de pop van een grasparkiet.

Het broedproces van het eerste stelletje verliep voorspoedig. De eitjes werden prima bebroed en bij het schouwen van de eitjes bleken alle eigen eitjes bevrucht, echter bij de twee eitjes die werden bijgelegd bleken de kiemen te zijn afgestorven. Beide eitjes bleken toch teveel afgekoeld te zijn geweest. Op 26-01-2005, 24 dagen na het leggen van het eerste eitje, lagen er twee jongen in het nestblok. Ik kon mijn geluk niet op. De jongen waren met geel dons bedekt, iets wat na ca. 14 dagen bleek over te gaan in grijze dons. Nu maar hopen dat alles goed zou gaan bij het opgroeien van de jongen. Op 29-01-2005 bleken er twee afwijkende jongen te liggen onder een grasparkiet, waarbij één van de twee er slecht aan toe was. Het kon natuurlijk niet missen dat dit de jongen waren uit de twee overgelegde eitjes. Beide jongen bleken niet gevoerd door de grasparkiet pop en ik vreesde dan ook dat zeker één van beide het niet zou redden.  Het jong dat er nog het beste aan toe was werd bij de andere twee citroenparkiet jongen gelegd. Het andere jong werd door mij met het hoofd naar beneden in een glas met lauw water gehouden met de bedoeling hem/haar water te laten slikken. Ik had dit ook wel eens met succes gedaan bij eerstedaags jongen van grasparkieten die niet werden gevoerd. Nadat ik aan de krop kon zien dat er water in zat werd ook dit jong ondergelegd bij de andere drie citroenparkiet jongen. Wonder boven wonder bleek dit jong uiteindelijk zodanig sterk te zijn dat hij/zij krachtig genoeg kon bedelen om voer. Enkele uren nadat het was ondergelegd zat er namelijk al duidelijk zichtbaar voer in de krop. Het 3e eitje van het eerste paartje kwam niet uit evenals, zoals reeds eerder opgemerkt, de 2 eitjes die ik had overgelegd van het tweede stelletje. Alle overige eitjes kwamen wel uit, zodat er op 02-02-2005 maar liefst zes jonge citroenparkieten in het nestblok lagen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik op dat moment niet bijster veel vertrouwen had in een voorspoedig opgroeien van alle zes de jonge citroenparkieten. 

Toch kon ik op 05-02-2005 de eerste 2 jongen ringen met ringmaat 4 mm. Bij één van de twee ging dit al zeer moeizaam en het was dan ook beter geweest als ik dit jong een dag eerder had geringd. Tot dat moment werden alle jongen nog steeds voorbeeldig gevoerd door beide oudervogels. Op 08-02-2005 ringde ik nummer 3, 4 en 5 en op 10-02-2005 het 6e jong.

Gunstig bij de jongen van citroenparkieten is dat, wanneer de eerste veren zichtbaar worden, de mannen al van de poppen zijn te onderscheiden. Het voorhoofd, de wangen en de keelstreek is namelijk bij de mannen geel terwijl dit bij de poppen groen is.

Op 07-03-2005, 40 dagen nadat het werd geboren, vloog het eerste jong uit, op 08-03-2005 gevolgd door het tweede jong. Op dit moment (12-03-2005) zijn vier van de zes jongen al eens uit het nest geweest. Na het verlaten van het nest keren ze meestal direct weer terug in het nestblok. Beide oudervogels hebben nog steeds de handen vol om alle kroppen te vullen maar de angst die ik in het begin had, dat het niet goed zou komen met de 6 jongen, heb ik niet meer. Er van uitgaande dat de eerste jongen vanaf nu, nog zeker 2 weken door de oudervogels gevoerd zullen worden, betekend dat ze pas op een leeftijd van ca. 8 weken zelfstandig zullen zijn. Indien we dit vergelijken met andere kromsnavels van dezelfde grootte dan kunnen we stellen dat dit rijkelijk laat is.

Voeding

Als basis kan een goed zaadmengsel voor grasparkieten gegeven worden. Naast dit zaadmengsel verdient het aanbeveling de vogels elke dag een mengsel van kiemzaad en eivoer te verstrekken (1:1). Zolang er geen opgroeiende jongen zijn kan hier twee keer per week, ondanks dat de vogels er ook vrij over moeten kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit aan toegevoegd worden (een afgestreken theelepel per twee vogels). Natuur­lijk moeten ze ook kunnen beschikken over sepia(schelp). Ook moet meerdere keren per week fruit en groente (appel, peer, mandarijn, kiwi, blaadje witlof, stukje andijvie e.d.) gegeven worden. Verder dienen de vogels dagelijks vers drinkwater te krijgen.

Bijzonderheden

Citroenparkieten zijn bijzonder mooie vogeltjes die (nog steeds) gevoelig blijken voor ons klimaat. Het onderbrengen in een grote ruime volière zal in de zomermaanden als het kwik rond 20°C staat geen problemen opleveren. Dit verandert echter als het weer omslaat en ze te maken krijgen met vochtige en koude omstandigheden. Op dat moment blijken citroenparkieten erg kwetsbaar. Zonder duidelijke oorzaken kan er dan sterfte ontstaan in de populatie, zo is mijn ervaring.

Sommige paartjes broeden trouw elk jaar, terwijl andere dat helemaal niet doen of af en toe een jaartje over slaan.

De ondersoorten die ik tot nu toe gezien heb zijn in hoofdzaak de ‘gewone’ citroenparkiet en de P. a. robertsi. Daarbij moet ik direct opmerken dat naar alle waarschijnlijkheid deze ondersoorten door elkaar zijn gekweekt en er nog maar heel weinig raszuivere vogels zullen zijn. Beide andere ondersoorten heb ik slechts bij één kweker, de heer D. Derks,  in Nederland kunnen traceren en fotograferen.

Adri van Kooten

Bron: Papegaaien en parkieten – Handboek en naslagwerk: Adri van Kooten

 

Verwante links

Aymaraparkiet
Catharinaparkiet
 

 

Disclaimer

Home

Vertel een vriend over deze site

 

Copyright © 2005, Adri van Kooten, All Rights Reserved | Webdesign: Adri van Kooten