Deze website wordt u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras- en grote parkieten bij de NBvV

Menu

 

Bij favorieten plaatsen!

Home

Brown rosella  ( acuticaudata)

 
 

Kooi- en volièrevogels (ca. 300)
Broedconditie en broedproces
Fotogalerijen
Vogelziekten
Medicijnen
Kweekproblemen
Ziekenkooi
Vogeldierenartsen
Voeding
Bouw en inrichting volière
Tips van vogelliefhebbers
Vogels - koude volière
Vogels - warme volière
Downloads Brownrosella

BESCHRIJVING

De schedel en achterkop zijn bruinzwart tot zwart. De wangen zijn wit en op de keel afgezet met een blauwe brede rand. De veren op de hals en de rug zijn zwart en geel omzoomd. De schou­der­veren zijn zwart. Buik en stuit zijn geel. De grote vleugel­dek­veren zijn lichtblauw met zwart. De staart is blauw­bruin met donker­blauwe randen die op hun beurt weer met wit zijn omzoomd. De onderste buikveren zijn rood, de binnen­zijde van de staart blauw. De ogen zijn zwart, snavel lichtgrijs en de poten zwart­bruin.

GROOTTE 

De vogels zijn ongeveer 28 cm. groot.

Kleurplaten
Vogelanimaties
Vogelmarkten
Vogelparken
Richtprijzen vogels
Vogelgeluiden
 
Erfelijkheidsleer vogels
Links naar vogelwebsites
Europese cultuurvogels
Papegaai als huisdier - index
Vogelwereld Curaçao
 
 
 

 

 

 

 

GESLACHTSONDERSCHEID

Het geslacht blijkt bij de Brown rosella erg moeilijk te onderscheiden. Ook wat kop- en snavelgrootte betreft is er meestal nauwelijks enig verschil tussen beide geslachten waar te nemen. Zekerheid kan worden verkregen door de vogels te laten seksen bij een dierenarts.

VERSPREIDINGSGEBIED

De Brown Rosella komt voor in Noorwest en Noord Australië waar een tropisch klimaat heerst met een gemiddelde dagtemperatuur van ca. 29 C.

LEEFOMGEVING 

De Brown rosella kunnen we vinden in bosgebieden nabij rivieren en wateren. Vreemd en tot op heden 'onverklaarbaar' is het gegeven dat de Brown rosella in zijn leefgebied steeds zeldzamer schijnt voor te komen. Mogelijk dat het nomadisch gedrag van de vogels, d.w.z. ze blijven niet op een vaste plaats maar trekken rond, deze indruk heeft doen ontstaan. In het algemeen geldt voor Brown rosella's dat het zeer schuwe vogels zijn en dat ze zich daardoor moeilijk laten observeren.

VOEDING 

In gevangenschap dient de voeding te bestaan uit een goede zaadmengeling voor grote parkieten, onkruidzaden en vruchten. In de periode dat de vogels jongen hebben moeten ze ook ruimschoots de beschikking hebben over dierlijke eiwitten. Naast het verstrekken van eivoer is het verstandig universeelvoer en of meelwormen, als bijvoeding te verstrekken (bijvoorbeeld 2 meelwormen per jong per dag). Bij een tekort aan dierlijke eiwitten zien we ook vaak dat de vogels hun jongen onvoldoende voeden en uiteindelijk zelfs in de steek laten. Hetzelfde gedrag zien we bij Europese wildzangvogels, die ook hun jongen in de steek laten wanneer er onvoldoende dierlijke eiwitten voor handen zijn. Dagelijks vers en fris bad- en drinkwater is noodzakelijk, terwijl ook maagkiezel en grit niet op het menu mogen ontbreken.

KARAKTER

De Brown rosella blijkt vanwege zijn karakter een moeilijke broedvogel. Bij deze soort is alleen al de paarvorming een groot probleem. Brown rosella's blijken erg kieskeurig in het accepteren van een partner. Bij deze soort is het daarom van belang een paartje de beschikking te geven over een grote vlucht van 5 á 6 m. lengte, zodat de pop uitwijkmogelijkheden heeft als de man haar agressief benaderd. Indien dit nog onvol­doende helpt zal de man gekortwiekt moeten worden.   

HUISVESTING 

Het houden van de Brown rosella hoeft geen problemen (meer) te geven in ons land. De soort dient de beschikking te hebben over een goed afgesloten en droog en verwarmd nachtverblijf. De ren dient een lengte van ca. 5 meter te hebben en ± 1 meter breed te zijn.

BROEDPROCES 

Met betrekking tot de broedtijd van de Brown rosella valt op te merken dat deze soort tot op heden trouw blijft aan de broedtijd in z'n vaderland, die loopt van december tot februari. Hierdoor wordt de kweek met deze vogel erg bemoeilijkt. Veelal zullen de jongen geboren worden in de herfst. In de herfst hebben we te maken met koud en vochtig weer waardoor de jongen snel zullen afkoelen en er grote kans bestaat op sterfte! Ook zijn de dagen in deze periode korter waardoor er veel minder tijd aanwe­zig is voor het voeren van de jongen. Bij de kweek met de Brown rosella is het daarom verstandig geen nestkast te geven in de buitenvlucht maar deze op te hangen in een af te sluiten binnenverblijf. Hierdoor wordt het mogelijk de dagen kunstmatig te verlengen en de temperatuur te beheersen (verwarming).  Daar de Brown rosella erg gevoelig blijkt voor storingen tijdens het broeden is rust in de onmiddellijke omgeving van de vogels een vereiste! In de volière kunnen we het best een nestkast geven van 50 cm hoog en een bodemoppervlak van 20 x 20 cm. De middellijn van het invlieggat dient ± 6 cm. te zijn. Als nestmateriaal kan het best houtmolm, turf en of rottend hout worden gegeven. Het verdient de voorkeur een broedstel de keuze te geven uit meerdere broedblokken (minstens 2). Heeft een paartje eenmaal een broedblok gekozen dan kan de andere(n) worden weggehaald. Bij het plaatsen van het broedblok is het verder van belang het blok zo te hangen dat het invlieggat naar het donkerste gedeelte van de volière is gekeerd. De eerste kenmerken dat het mannetje paarlustig wordt is het spreiden van de staartveren en het zogenaamde staartschudden (=het horizontaal op en neer slaan van de gespreide staart). De balts bestaat verder uit vriendelijk klinkende lokroepen, waarbij het mannetje de vleugels enigzins laat afhangen en zijn borstveren opzet. In deze stemming zal het mannetje snel overgaan tot inspectie van de opgehangen nestblok(ken). Als het popje zijn voorbeeld volgt en langere tijd in het nestblok blijft is dat een teken dat de keuze is bepaald. Opgemerkt dient te worden dat in de broedperiode de mannetjes de gewoonte hebben achter hun pop aan te jagen, dit blijft meestal zonder ernstige gevolgen. Wordt de man te agressief dan zal hij gekortwiekt moeten worden. In de tijd die dan komt zullen er (nog) diverse paringen plaats­vinden en na ± 14 dagen mag het eerste ei verwacht worden. De eitjes worden om de dag, en veelal in de vroege ochtenduren, gelegd.  Gemiddeld legt de pop 5 eieren, die alleen door haar worden bebroed. De eieren zijn wit van kleur. Dit is overigens bij vrijwel alle  holenbroeders het geval omdat de eieren niet gecamoufleerd hoeven te worden voor eventuele vijanden. Tijdens het broeden verlaat de pop 2 á 3 keer per dag het nest om zich te ontlasten. Na 20 -21 dagen wordt het eerste jong geboren. Zoals reeds eerder opgemerkt is het in deze periode van belang dat er ruim dierlijke eiwitten (eivoer, meelwormen, maden e.d.) voorradig zijn. Ook in hun natuurlijke omgeving verorberen de vogels immers insecten en larven van insecten, die worden verkregen door het verwijderen van boomschors en verrot hout. De eerste 10 dagen worden de jongen overwegend door de pop gevoerd. Na 10 dagen, als de jongen sneller beginnen te groeien, worden ze door beide oudervogels gevoerd. De jongen verlaten na ± 5 weken het nest en worden nog enkele weken door de oudervogels gevoerd/bijgevoerd. Vaak duurt het 15 tot 18 maanden voordat ze volledig op kleur zijn.

RINGEN 

De jongen van de Brown rosella dienen met ringmaat  5,4 mm. te worden geringd.

A. van Kooten

 

Verwante links

Adelaide rosella
Geelbuikrosella
Blauwwangrosella
Bleekkoprosella
Pennantrosella
Prachtrosella
Rosella
Stanleyrosella
Strogele rosella

 

Disclaimer

Home

Vertel een vriend over deze site

Copyright © 2005, Adri van Kooten, All Rights Reserved | Webdesign: Adri van Kooten