Deze website wordt
u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras-
en grote parkieten bij de NBvV
|
Home |
Blauwkroontje (Loriculus
galgulus) |
|
|
Pop: Het verenkleed van het popje is in het
geheel minder intensief van kleur. Verder zijn de veren van de borst, de
buik, en de onderstaartdekveren geler van kleur dan bij de man. De
donkerblauwe schedelvlek en de goudgele rugbevedering is bij het popje
slechts zwak aanwezig. De rode halsvlek en de gele band op de onderrug
ontbreken bij het popje.
Herkomst en leefwijze
van blauwkroontjes
Het blauwkroontje heeft zijn verspreidingsgebied in
Zuidelijk Thailand, Maleisië, Sumatra, Borneo
en daar omliggende eilandjes en een aantal Indonesische eilanden. Buiten
de broedtijd komen ze alleen, paarsgewijs of in kleine groepen voor. Ze
bewonen in hoofdzaak de bossen van het laagland en mangrove gebieden.
Ook komen ze wel voor in tuinbouwgebieden en kokosnoot- en
fruitplantages. Het voedsel wat ze tot zich nemen bestaat uit nectar,
vruchten, blad- en bloemknoppen, bloesem, zaden en waarschijnlijk ook
insecten.
De voeding van hangpapegaaitjes
Blauwkroontjes zijn vogels die in hun natuurlijke
leefomgeving hoofdzakelijk bloesem, nectar,
bladknoppen en verschillende soorten zachte vruchten en insecten eten.
Ze stellen dan ook andere eisen aan de voeding dan de meeste
andere kromsnavels. Gelukkig zijn er heden ten dage diverse volwaardige
kant en klaar voeders voor zacht voereters in
de handel. In de meeste gevallen zijn de vogels hier dan ook prima op te
houden. Betreffende voeders kunnen variëren van korrelig tot
poedervormig en moeten worden aangelengd met water. Hierbij is het van
belang dat het niet te dik wordt aangeboden. Bij een te dik voer bestaat
de kans dat voedselresten aan de snavel blijven kleven, die op den duur
een korst kunnen vormen op en boven de snavel. Dit kan op zijn beurt
weer aanleiding geven tot vervelende schimmelinfecties bij de vogels.
Als hoofdbestanddeel van de dagelijkse voeding voor blauwkroontjes kan
een bakje lorivoer gegeven worden. Dit dient verder aangevuld te worden
met fruit en groente zoals, appel, peer, kiwi, (geweekte) vijg,
granaatappel, wortel, paprika, andijvie, spinazie, broccoli e.d.
Het fruit en de groenten dienen in kleine stukjes te worden gesneden
omdat de vogels er anders teveel van verspillen! Verder kan nog een
mengsel van eivoer, universeelvoer en stuifmeelpollen gegeven worden,
een kleine hoeveelheid (wit)zaad en in beperkte mate meelwormen en
wasmotrupsen. Ook het regelmatig verstrekken
van wilgentakken en onrijpe gras- en onkruidzaden wordt door de meeste
vogels erg gewaardeerd.
Huisvesting van hangpapegaaitjes
Bij de
huisvesting van blauwkroontjes is het erg belangrijk dat het verblijf
gemakkelijk schoon te houden is, dit in verband met de dunne ontlasting
van de vogels. Dit betekent dat de wanden en de vloeren het beste van
gladde materialen kunnen zijn vervaardigd. Een goed onderkomen voor
hangpapegaaitjes is bijvoorbeeld een goed beplante binnenvolière van 2
m. x 1 m. x 2 m.
Blauwkroontjes
kunnen ook gehuisvest worden in ruime kweekkooien van bijvoorbeeld 1.20
cm. x 50 cm x 50 cm.(lxbxh). Hierbij wil ik wel opmerken dat een
dergelijk onderkomen moeilijk is schoon te houden. De vogels spuiten
namelijk als het ware hun dunne ontlasting weg waardoor het buiten de
kooi en of tegen de wanden van de kooi terecht komt. De dunne ontlasting
komt daarbij vaak in de naden van de kooi en onder de schuifladen
terecht. Wanneer dit niet dagelijks wordt schoongemaakt geeft dit al
snel aanleiding tot stank en vervelende onhygiënische toestanden. Een
geschikte bodembedekking voor binnenverblijven en broedkooien is grof
zaagsel, hennepvezel, kattenbakgrit, kranten (dagelijks verwisselen)
e.d. Sommige kwekers houden de vogels ook wel op gaas. De kans op het
verspelen van een nagel(s) wordt hier echter wel door vergroot!
Blauwkroontjes zijn warmtebehoeftige vogels, het
verblijf dient daarom verwarmd te kunnen worden. De omgevingstemperatuur
voor deze vogeltjes moet zo rond de 20 °C liggen. Als de
buitentemperatuur het toelaat kunnen de vogels in de zomer in een
buitenvolière gehouden worden. In dat geval is
het van belang dat de ondergrond goed gedraineerd is, zodat de dunne
uitwerpselen van de vogels gemakkelijk weggespoeld kunnen worden. Een
goede ondergrond hiervoor is een flinke laag grof grind. Dit is met een
tuinslang gemakkelijk schoon te spuiten en ook kan het vrij gemakkelijk
omgeharkt worden. Zorg er ook voor dat een deel van de buitenvolière(s)
open is zodat de vogels ook van een mals regenbuitje kunnen genieten!
Kweken met
blauwkroontjes
Nestblok: Als
nestgelegenheid
kan een natuurblok gegeven worden met een doorsnede van ca. 15 cm., een
hoogte van ca. 50 cm. en een invlieggat van 4 cm. Het blok kan het beste
enigszins schuin neergehangen worden.
Nestmateriaal:
Als nestmateriaal moet een dikke laag, goed aangestampte, houtspaanders
in het blok worden aangebracht zodat de dunne ontlasting van eventuele
nestjongen gemakkelijk geabsorbeerd wordt. Verder is het zaak takken met
bladeren (bijvoorbeeld wilg, liguster) aan de vogels te vertrekken. De
vogels gebruiken hiervan namelijk de bast en de bladeren als
nestmateriaal. Het is een prachtig gezicht om te zien hoe de pop
afgebeten stukjes bast en blad tussen de keel-, borst en of
bovenstaartdekveren steekt en deze vervolgens naar het nest brengt.
Kweek:
Voordat de pop haar
eitjes legt vindt er een prachtig schouwspel plaats dat voor alle
hangpapegaaitjes gelijk is. De man zingt en baltst namelijk voor het
popje. Bij de balts loopt hij al zingend snel op en neer over een tak om
vervolgens de pop een druppeltje voer, dat aan de punt van zijn snavel
hangt, te geven. Als de pop de druppel aanneemt wordt hierop volgend,
meestal gepaard door de vogels. Het popje legt gemiddeld drie tot vier
kogelronde witte eitjes die alleen door haar bebroed worden. De
broedduur bedraagt 21 dagen. De jongen worden naakt geboren en door
beide ouders gevoerd. Tussen de zevende en de tiende dag moeten de
jongen geringd worden met ringmaat 4 mm. Pas op een leeftijd van twaalf
dagen komt de donsbevedering door en dan ook gaan de oogjes open. Na
drie weken worden de eerste veren zichtbaar en op een leeftijd van
ongeveer vijf weken vliegen de jongen uit. Na het uitvliegen worden ze
nog twee tot drie weken door de ouders (bij)gevoerd, alvorens ze
zelfstandig zijn. In verband met de dunne ontlasting van de jongen moet
in de periode dat de jongen nog in het nest liggen het nestblok
regelmatig schoongemaakt worden. Om voor een
betere afvoer van de dunne ontlasting te zorgen kunnen eventueel in de
bodem van het nestblok enkele gaten geboord worden. Om het nestblok zo
droog mogelijk te houden vervangen sommige kwekers de bodem van het
nestblok ook wel door fijn (muggen)gaas.
Jonge blauwkroontjes komen na de eerste rui al
op kleur. Dan ook is duidelijk het onderscheid tussen de jonge mannetjes
en popjes te zien. Op een leeftijd van een jaar zijn ze geheel op kleur
en niet meer van de oudervogels te onderscheiden.
Bijzonderheden
Blauwkroontjes slapen en rusten op hun
kop. Om hieraan tegemoet te komen kunnen het
beste aan de bovenzijde van de kooi enkele stroken gaas gespannen worden
en of (hang)takken in de volière of kooi aangebracht worden.
A. van Kooten
|
|