Man: De mannelijke exemplaren zijn
overwegend heldergeel van kleur. De rug is olijfgroen. Op de
vleugels bevindt zich een rode band. De vleugelpennen zijn
blauwzwart van kleur evenals de staart. De snavel is rood en de
poten grijs. Pop: De pop is veel groener van kleur dan de man en
daardoor ook goed te onderscheiden van de man. Het grootste verschil
tussen man en pop is echter de kleur van de staart. Bij de man is de
onderstaart volledig zwart terwijl de onderstaartdekveren van de pop
roze omzoomd zijn. Ook is de bovenstaart bij de man meer blauwachtig
terwijl deze bij de pop meer groenachtig van kleur is. Jongen: Jonge
vogels lijken op de pop. Jonge mannen beginnen tussen de 12e
en 18e maand te verkleuren. Een geoefend oog zou bij een
goede belichting aan de ‘gele kleur’ de mannen van de poppen kunnen
onderscheiden.
Westelijke bergparkiet – Polytelis a.westralis.
Formaat: 38 cm.
Uiterlijk lijkt de westelijke
bergparkiet sterk op de ‘gewone’ bergparkiet alleen de kop en de
borst zijn bij deze soort meer olijfgroen. Ook is de westelijke
bergparkiet in zijn geheel iets kleiner dan de ‘gewone’ bergparkiet.
Verspreidingsgebied en leefgebied
Bergparkiet– Polytelis
a.anthopeplus
De bergparkiet
komt voor in noordwest-Victoria, dat in het zuidoosten van Australië
ligt.
Westelijke
bergparkiet – Polytelis a.westralis.
De westelijke
bergparkiet, de naam zegt het al, komt voor in zuidwest-Australië,
in de omgeving van Perth.
De bergparkiet
is vooral te vinden in een vegetatie van mallee. Met mallee wordt in
Australië een vegetatie van een hoger en minder dicht type
struikgewas aangeduid dat bestaat uit dwergachtige
eucalyptusstruiken. Naast mallee gebieden komt de bergparkiet ook
voor in eucalyptusbossen en
langs de oevers van rivieren. Ze worden vaak waargenomen in paren en
of kleine groepjes. Ze vertoeven graag in de toppen van hoge
(eucalyptus)bomen. De voeding in het wild bestaat vooral uit zaden
van grassen en allerlei wilde planten, vruchten, bloesemnectar,
bladknoppen en diverse soorten insecten en hun larven. Doordat
steeds meer grond in hun leefgebied wordt gecultiveerd wordt hun
leefgebied steeds kleiner. Het gevolg hiervan is weer dat de totale
populatie bergparkieten terugloopt. De westelijke bergparkiet is
meer een cultuur vogel en houdt zich dan ook hoofdzakelijk en
bij voorkeur op in grote en uitgestrekte landbouwgebieden. Door een
gebrek aan broedbomen loopt ook deze populatie in aantal terug.
Gedrag
Over het
algemeen zijn bergparkieten rustige verdraagzame vogels. Ze kunnen
dan ook gemakkelijk samen gehouden worden met tropen. Hoewel ze niet
echt vechtlustig zijn is het wel verstandig om ze per paar apart te
houden. Bergparkieten zijn ’s ochtends en ’s avonds het meest
actief. Mijn ervaring is dat ze snel vertrouwd raken met hun
verzorger en dat ze weinig luidruchtig zijn.
Broedproces in het wild
Bergparkieten
broeden meestal in de nabijheid van water. Hun voorkeur gaat uit
naar hoog gelegen nestholten (10 – 15 meter) in eucalyptusbomen.
Deze holten zijn vaak vrij diep, 3 tot 5 meter. De 4 tot 6 witte
eieren worden om de dag gelegd en alleen door de pop bebroed.
Tijdens het broeden wordt de pop meerdere malen per dag door de man
gevoerd. Na ca. 21 dagen komen de eieren uit. De eerste dagen worden
de jongen alleen door de pop gevoerd daarna helpt ook de man mee.
Tussen de 5e en 6e week vliegen de jongen uit.
Ze worden daarna nog ongeveer 3 weken door de oudervogels gevoerd.
Broedproces in de voličre
Bergparkieten
zijn sterke vogels die ons klimaat goed kunnen verdragen. Voor het
kweken met bergparkieten is het van belang te weten dat ze nog al
snel neigen te vet te worden en daardoor onbevruchte legsels
produceren. Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden
met een afmeting van 80 cm hoog, een bodemoppervlak van 30 x 30 cm.
en een invlieggat van Ć 9 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken
te verstrekken zodat de vogels zelf hun keuze kunnen maken. Als
nestmateriaal kan gebruik worden gemaakt van vermolmd hout,
houtspaanders en of zaagsel welke vermengd wordt met potgrond of
turf. Ook kan een stuk rottend hout gegeven worden dat dan door de
pop zelf fijn geknaagd kan worden. De nestblokken kunnen begin maart
in de voličre worden opgehangen. De beste broedresultaten worden
verkregen met broedstellen die 2 jaar of ouder zijn. Tijdens de
broedperiode is de man vaak wat drukker, onrustiger en agressiever
dan gewoonlijk. De pop legt 4 tot 6 eitjes. Ze bebroed de eieren
alleen. Tijdens het broeden komt de man regelmatig in het broedblok
om haar te voeden. Het eerste jong wordt na 20 – 21 dagen geboren.
De eerste dagen worden de jongen alleen door de pop gevoerd, daarna
helpt ook de man bij het voeren van de jongen. Na 7 dagen zijn de
eerste veerstoppels bij de jongen zichtbaar. De jongen moeten op een
leeftijd van ca. 8 dagen worden geringd met ringmaat 6 mm. Na ca. 10
dagen zijn bij de jongen de staart- en vleugelpennen zichtbaar en na
15 dagen zijn deze ongeveer 1 cm. lang. Na 3 weken zitten ze voor
ongeveer 75% in de veren en na 30 dagen volledig. Het duurt dan niet
lang meer alvorens ze uitvliegen. Het eerste jong vliegt veelal na
ongeveer 35 dagen uit. Drie weken nadat de jongen zijn uitgevlogen
zijn ze zelfstandig en kunnen ze bij de ouders vandaan gehaald
worden.
Mutaties
Bij de
bergparkiet kennen we de pastel mutatie die autosomaal recessief
vererft.
A. van Kooten
|