Grootte:
De onderlinge
verschillen zijn als volgt;
Grote beo
- 28 – 30 cm.
Middel beo
- 26 - 27 cm.
Kleine beo -
25 cm.
Geslachtsonderscheid:
Tussen man en pop is
geen uiterlijk waarneembaar verschil.
Leefgebied:
Buiten de broedperiode
leven ze, in het wild, in groepjes van 5 of 6 vogels soms echter in
zwermen van honderd of meer (samen met andere grote vruchteneters) in
vruchtdragende vijgenbomen. Ze houden zich vooral op in boomkruinen aan de randen van dichte bossen of bij open
plekken.
Karakter:
Beo’s kunnen het
onderling prima met elkaar vinden. In hun natuurlijke leefomgeving leven
ze dan ook groepen. In de volière zal het dan ook geen problemen geven
de vogels samen te houden. Ook paarsgewijs kunnen deze vogels prima
gehouden worden. Wel is het zaak om de vogels de beschikking te geven
over een ruime beplante buitenvolière. Indien beo’s alleen gehouden
worden is het erg belangrijk dat de verzorger(s) veel aandacht aan de
vogel besteedt. Gebeurt dit niet dan is er grote kans dat de vogel
wegkwijnt. Beo’s zijn
ongeschikt om samen met kleinere soorten in een gezelschapsvolière te
worden houden.
Veel beo's slapen graag in een holte. Geef daarom uw beo een slaapkast.
Het invlieggat moet wel groot genoeg zijn (diameter 10 cm.)
Beo's als
huiskamer vogel:
Wil men een beo als
huiskamer vogel houden dan moet rekening gehouden worden met de grootte
en de behoefte aan beweging van de beo. Beo's hebben niet echt keurige
tafelmanieren, ze slingeren hun voedsel ver in het rond. Het verdient
daarom aanbeveling een beo onder te brengen in een kistkooi. Ingeval van
een traliekooi of kamervolière kan men deze aan de zijkanten en de
achterzijde afdekken met doorzichtig plastic of bekleden met afwasbaar
behang.
Voer- en drinkbakken moeten vast bevestigd worden zodat deze sterke
vogel ze niet in de kooi kan rondslingeren. Heel geschikt zijn de
voerbakken voor papegaaien die aan de tralies kunnen worden gehangen. De
bakken moeten vanaf de zitstok goed te bereiken zijn, maar mogen niet zo
zijn opgehangen dat er uitwerpselen in kunnen vallen. De dikte van de
zitstokken moet zodanig zijn dat ze niet volledig door de vogelpoot
worden omsloten. Ook voor beo's zijn natuurlijke takken beter dan
hardhouten stokken. Het aantal zitstokken moet beperkt blijven want een
beo moet de nodige bewegingsvrijheid hebben.
Belangrijk
Een Een beo produceert ontzettend stinkende uitwerpselen, het is daarom
aan te bevelen iedere dag de kooi van deze uitwerpselen te ontdoen en de
bodembedekking te verversen.
Omgevingstemperatuur:
Beo’s kunnen niet
het gehele jaar door in ons klimaat vertoeven. Ze komen uit de tropen en
ze verlangen daarom ook hier in ons land de warmte. Een buitenvolière
met verwarmd nachtverblijf is daarom sterk aan te bevelen. Indien ze op
deze wijze gehuisvest worden, betekent dit dat zo rond de herfst de
buitenvolière gesloten moet worden. Het nachtverblijf kan dan in de
herfst en wintermaanden verwarmd worden tot bij voorkeur
kamertemperatuur.
Voeding:
Beo's zijn alleseters,
maar hun voedsel dient hoofdzakelijk te bestaan uit vruchten (bessen en
fruit) en dierlijke eiwitten in de vorm van meelwormen, buffalowormpjes
en andere levende insecten. Ook kwark, mager rundvlees, hondevlokken en
insectenvoermengsel voorzien in de eiwitbehoefte van de vogels. Speciaal
voor beo's is er kant-en-klaar droogvoer (beoparels), waardoor de
hoeveelheid uitwerpselen aanzienlijk wordt verminderd. Maar dit mag niet
het enige voedsel voor de vogel vormen. De spijsvertering van de beo is
ingesteld op voedingsstoffen die veel water bevatten. Als extra
bijvoeding zijn beoparels echter een waardevolle aanvulling op de
voeding.
Uit bovenstaande voeding valt (al) op te maken dat de vogels een vrij
dunne (stinkende) ontlasting hebben. Dit vereist over het algemeen dat
het verblijf dagelijks schoongemaakt (en gedesinfecteerd) moet worden.
Imitatie talent :
Beo’s hebben het
bijzondere vermogen, net als papegaaien, allerlei geluiden en de
menselijke stem te imiteren.
Kweek:
De partnerkeus wil
nog wel eens tot problemen leiden bij de kweek met Beo’s. Veel hangt af
van het feit of de vogels elkaar mogen. Is dit het geval en de voeding
en huisvesting is ook goed dan mag gerekend worden op nageslacht.
Broeden doen ze in broedblokken. Een broedblok met een bodemoppervlak
van 20 tot 25 cm. en een hoogte van ca. 30 - 40 cm. voldoet over het algemeen
goed. Het invlieggat dient een diameter te hebben van ongeveer 10 cm.
Het nest in het blok wordt gemaakt van droge bladeren, grasstengels,
kokosvezel,mos, veertjes e.d. Dit nestmateriaal dient dan ook aan de
vogels verstrekt te worden.
De pop legt
gemiddeld 2 eieren. Na ongeveer 14 – 17 dagen worden de jongen geboren.
De jongen worden door beide ouders gevoerd.
Voor het grootbrengen
van de jongen gebruiken de vogels naast het gewone voedsel hoofdzakelijk
levende insecten. Tijdens de eerste levensdagen vooral kleine (pas
vervelde meelwormen, miereneieren) later ook grotere tot volgroeide
krekels en sprinkhanen.
Na vier weken
vliegen de jongen uit. Ze worden dan veelal nog 2 tot 3 weken door de
ouders (bij)gevoerd alvorens ze zelfstandig zijn.
A. van Kooten
|