Ondersoorten:
De Aratinga acuticaudata
kent in totaal 5 ondersoorten, te weten:
-
Thectocercus
acuticaudata acuticaudata
-
Thectocercus
acuticaudata haemorrhous
-
Thectocercus
acuticaudata koenigi
-
Thectocercus
acuticaudata neoxena
-
Thectocercus
acuticaudata neumanni
Alleen de Thectocercus
acuticaudata acuticaudata en Thectocercus acuticaudata haemorrhous
worden algemeen gehouden door de liefhebbers. De Thectocercus
acuticaudata neumanni
komen we af en toe tegen in gevangenschap. De
overige soorten komen bij mijn weten niet voor in avicultuur.
Leefwijze in het wild
In hun natuurlijke
leefomgeving leven ze in kleine groepen bij elkaar maar ook wel in
zwermen van honderden vogels. Vaak zijn ze dan in gezelschap van de
Aratinga mitrata mitrata of Aratinga leucopthalma leucopthalma.
Tijdens de broedperiode leven ze paarsgewijs. Broeden doen ze in
boomholten. De voeding bestaat uit zaden, vruchten, bessen, noten
en bloesem van bomen. In de oogsttijd bezoeken ze veelal graanvelden waar
ze dan grote schade aanrichten.
Gedrag
Hoewel ze vaak in het begin
wat schuw zijn worden ze geleidelijk aan vertrouwd met de verzorger. Het
zijn verder sterke vogels die, mits niet te lang, goed over kou kunnen.
Ze hebben een hard stemgeluid. Klachten van de buren zijn derhalve te
verwachten als deze op niet al te grote afstand wonen. Ze zijn over het
algemeen niet verdraagzaam tegenover andere vogels en of soortgenoten.
Ze zijn dan ook ongeschikt voor de gezelschapsvolière. Bij de bouw van
de volière dient rekening te worden gehouden met hun knaaglust, een
houten volière is ongeschikt. Ze houden van baden en badwater moet
daarom steeds voorhanden zijn. Ze dienen het gehele jaar door de
beschikking te hebben over een broedblok omdat ze de nacht hierin
doorbrengen.
Huisvesting
De afmeting van de volière
dient minimaal 3 x 1 x 2 meter te zijn met aansluitend een nachtverblijf
van bijvoorbeeld 1,5 x 1 x 2 meter. Het slaap- cq. broedblok dient een
afmeting te hebben van 25 x 25 cm. bij een hoogte van 60 cm. Het
invlieggat dient een doorsnede te hebben van 7 cm. Wanneer meerdere
soorten naast elkaar gehouden worden is het aan te bevelen de rennen te
voorzien van dubbel gaas, dit om teen verwondingen door onderlinge
gevechten te voorkomen. Verstrek regelmatig verse takken van wilg, berk
en of (onbespoten) fruitbomen zodat aan de knaaglust van de vogels wordt
voldaan.
Voeding
Als voeding kan een zaadmengsel voor grote
parkieten verstrekt worden. Dit zaadmengsel dient aangevuld te worden
met een mengsel van geweekt kiemzaad en eivoer/universeelvoer (één op
één). De verhouding tussen het zaad en het geweekte
kiemzaad/eivoer/universeelvoermengsel is één op één. Verder dienen de
vogels de beschikking te hebben over scherpe maagkiezel en
oesterschelpen grit. Dit kan eventueel vermengd worden met
het kiemzaadmengsel. Verstrek daarnaast dagelijks fruit en groenvoer.
Broedproces
De vogels beginnen zo rond rond april, mei
met het broedproces. Vroeger komt echter ook voor! Over het algemeen
hebben de vogels een voorkeur voor een natuurbroedblok. Zoals
reeds opgemerkt dienen ze de beschikking te hebben over een broedblok
met een afmeting van 25x25x60 cm. Het invlieggat dient een diameter te
hebben van ca. 7 cm. Om de vogels te helpen bij het in- en uit gaan van
het blok is het aan te raden de binnenzijde van het blok onder het
invlieggat te voorzien van een strookje gaas en of krammen. Als
nestmateriaal kan een mengsel van (vochtig) onbemeste potgrond en
houtkrullen worden gegeven (ca. 4 – 5 cm dik). De pop legt
gewoonlijk 2 tot 3 eieren, soms ook 4. Na een broedduur van ca. 23 dagen
worden de jongen geboren. De jongen dienen op een leeftijd van 14 dagen
te worden geringd met ringmaat 7 mm. De jongen blijven ongeveer 7 weken
in het nest, alvorens ze uitvliegen. Drie weken na het uitvliegen zijn
ze zelfstandig. In veel gevallen broeden de vogels maar 1x per jaar.
A. van Kooten
|