Verschil ondersoorten t.o.v. nominaatvorm
Onderling vertonen de ondersoorten van de zwartkaplori maar zeer geringe
verschillen. Vaak gaat het om kleine kleurverschillen en verschil in
formaat. L. l. lory,
L. l.
erythrothorax
en L. l. somu
hebben rode ondervleugeldekveren, de overige hebben blauwzwarte
ondervleugeldekveren.
De L. l. somu
heeft een formaat van 29 cm. en is daarmee de kleinste van de
ondersoorten, de L. . cyanuchen
is met zijn 33 cm. de grootste.
Uiterlijke kenmerken en geslachtsonderscheid
Formaat:
31 cm.
Ringmaat:
7 - 8 mm.
Geslachtsonderscheid:
Tussen beide geslachten is geen uiterlijk waarneembaar verschil. De
enige manier om zekerheid over het geslacht te krijgen is die van
endoscopisch- en of DNA (veer)onderzoek.
Man en pop:
De schedel is zwart. De zijkanten van de kop, het bovenste deel van de
borst, de stuit en de nekband zijn rood. De buik, aarsstreek en de
broekbevedering zijn donker paarsblauw van kleur. De bevedering van de
vleugels is groen, de ondervleugeldekveren zijn rood met gele vlaggen.
De staart is groen. De snavel is oranjerood en de naakte oogringen
donkergrijs. De vogels hebben grijs gekleurde poten.
Herkomst en leefwijze van de zwartkoplori
De zwartkaplori komt voor op het schiereiland Vogelkop wat deel uitmaakt
van de Indonesische provincie Papua, West Irian en op de eilanden Waigeu,
Batanta, Salawati en Misool. L. l. cyanuchen
komt voor op het eiland Biak in de Geelvinkbaai.
De ondersoort L. l. erythrothorax
heeft zijn verspreidingsgebied in Zuidoost Nieuw Guinea. L. l.
jobiensis
komt voor op de eilanden Jobi en Pulau Num in de Geelvinkbaai, L.
l. salvadorii
heeft zijn verspreidingsgebied in het noorden van Nieuw Guinea,
L. l. somu
in het zuiden van Nieuw Guinea en tenslotte de L. l.
viridicrissalis
komt voor in het noorden van Nieuw Guinea tussen de Humboldtbaai en de
Mamberamo rivier.
Ze komen hier voor langs bosranden, in bosgebieden, open bosbestanden en
in het laaggebergte. Tijdens de broedperiode komen ze paarsgewijzs voor,
daarbuiten in kleine groepen tot 10 vogels. Ze houden zich vooral op bij
bloemdragende bomen en struiken. Hun voedsel bestaat in hoofdzaak uit
nectar, bloesem, bessen, pollen, vruchten en insecten en hun larven.
De voeding
Lori's stellen hele andere eisen aan de
voeding dan de meeste andere kromsnavels. Gelukkig zijn er heden
ten dage diverse volwaardige kant en klaar
voeders voor lories en andere zachtvoereters in de handel. In de meeste
gevallen zijn de vogels hier dan ook prima op te houden. Betreffende
voeders kunnen variëren van korrelig tot poedervormig en moeten worden
aangelengd met water. Tegenwoordig zijn er ook pellets in de handel die
speciaal voor lori's zijn ontwikkeld.
F. Beswerda,een goede vriend van mij, was één van de eerste kwekers in
Nederland die succesvol kweekte met lories. Na jarenlang
geëxperimenteerd te hebben met de voeding voor zijn lories ontwikkelde
hij uiteindelijk een recept waarmee hij zeer goede kweekresultaten
behaalde en haalt. Dit recept bestaat uit twee gelijke delen en ziet er
als volgt uit:
1. Een
moes van fruit en groente. Deze wordt gemaakt van appels, peren,
aardbeien, ananas, wortelen, komkommers en andere groente- en
fruitsoorten die op dat moment beschikbaar zijn (geen bananen en
sinaasappelen, deze kunnen namelijk darmstoornissen veroorzaken).
2. Een
mengsel van nutrix rijstebloem, bambix, eivoer en insectenvoer, waaraan
vervolgens nog een theekopje roosvicè, twee theelepeltjes gistocal, een
half theelepeltje zeewier, een dessertlepel multivitamine, een theekopje
druivensuiker en een flinke hoeveelheid honing wordt toegevoegd.**
Bovenstaand mengsel wordt vervolgens aangelengd met water tot dat het de
dikte heeft bereikt van yoghurt. Het voer kan in grotere porties worden
aangemaakt en in de diepvries bewaard.
** Voor ´mengsel 2´ kan eventueel ook een kant en klaar lorivoer
gebruikt worden.
Bovenstaande voeding kan eventueel dagelijks nog worden aangevuld met
een weinig zonnebloempitten en trosgierst (wordt niet door alle soorten
gegeten).
Naast bovenstaande voeding kunnen, indien voorradig, wilgentakken en
onrijpe gras- en onkruidzaden aan de vogels gegeven worden.
Verder is belangrijk om het voedsel van lori's in vrij zware voerbakjes
aan te bieden. Dit voorkomt dat de vogels ze omgooien en of er mee gaan
spelen, wat ze graag doen! Verder is het van belang dat het voer niet te
dik is. Bij het oplikken van het lorivoer met de penseeltong steken ze
de snavel vrij diep in het voer. Hierbij komt voer op de bevedering wat
ze vervolgens verwijderen door met de kop te schudden. Bij een te dik
voer zullen de resten van de kop ´vliegen´ en overal in de volière
terecht komen. Daarnaast zullen er bij een te dik voer voedselresten aan
de snavel blijven kleven, die op den duur een korst kunnen vormen op en
boven de snavel. Dit kan op zijn beurt weer aanleiding geven tot
vervelende schimmelinfecties bij de vogels.
Huisvesting van lories
Een volière voor lori's dient een minimale lengte te bezitten van 3
á
4 meter, een breedte van 1 meter en een hoogte van ca. 2 meter. Een
langere volière is niet echt nodig omdat lories geen typische vliegers
zijn. Ze houden meer van klauteren, springen en klimmen. De volière
dient daarom klimbomen, dikke stukken touw en ander speelgerei te
bevatten. Verder moet
het
verblijf gemakkelijk schoon te houden zijn, dit in verband met de dunne
ontlasting van de vogels. Dit betekent dat de de wanden en de vloeren
het beste van gladde materialen, bijvoorbeeld trespa of tegeltjes kan
zijn vervaardigd.
Kweken met de zwartkaplori in de volière
Vergelijkbaar met de groenneklori, zie aldaar.
Bijzonderheden
Door de geringe onderlinge verschillen tussen de ondersoorten is het
erg moeilijk zuivere broedparen samen te stellen.
Een negatieve eigenschap van de zwartkoplori is dat ze behoorlijk hard
kunnen schreeuwen en dit ook nogal eens laten horen. Het zijn verder
vrij levendige vogels, die met wat extra aandacht zeer tam en
aanhankelijk kunnen worden en graag wat spelen met hun verzorger.
A. van Kooten