Deze website wordt
u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras-
en grote parkieten bij de NBvV
|
Home |
Grasparkiet - Geschiedenis |
|
|
In 1831 wordt de grasparkiet in het "London Linnean Society Museum"
voor het eerst in opgezette vorm tentoongesteld.
Het is daarna de beroemde vogelkenner John Gould die rond 1837 de
levensgewoonten van de grasparkiet beschrijft en hem afbeeldt in
z'n werk "The Birds of Australia".
In het jaar 1840 is het dezelfde John Gould die de eerste levende
grasparkieten vanuit Australië meeneemt naar Engeland. Deze
grasparkieten, die door een familielid van Gould in Australië waren
gekweekt, bracht hij toen mee voor z'n zwager Charles Coxon in
Engeland.
Weer iets later, rond 1850, zijn de vogels ook te zien in de
dierentuin van het Belgische Antwerpen. Niet zo verwonderlijk als
men weet dat de dierentuin van Antwerpen in die tijd het centrum van
de vogelhandel van geheel Europa was. Het is dan ook met name dit
dierentuin waar de oorsprong ligt van de verbreiding van de
vogelliefhebberij.
Vooral de centrale rol die de dierentuin van Antwerpen vervulde in
de vogelhandel heeft er voor gezorgd, dat de landen rond België, een
belangrijke rol hebben gespeeld (en nog spelen) met betrekking tot
de grasparkietenkweek.
Aangenomen wordt dat de grasparkiet ook in Nederland rond deze tijd
is ingevoerd. Hier bestaan echter geen exacte gegevens over.
Eenmaal bekend onder de vogelliefhebbers nam de grasparkietenkweek
in die tijd een enorme vlucht.
De vogelvangers in Australië konden dan ook nauwelijks voldoen aan
de enorme vraag. Zo werden alleen al in Frankrijk, tussen
1860 en 1870, jaarlijks honderdduizenden grasparkieten ingevoerd.
Ook Nederland bleef niet achter en ook in ons land
werden in deze tijd honderdduizenden grasparkieten ingevoerd.
In die tijd was er zo'n enorme vraag naar grasparkieten dat het heel
gewoon was dat vogelhandelaren 10.000 - 15.000 koppels per maand
verkochten. Door de massale import daalde de prijs van de
grasparkiet spectaculair. Dit was echter gunstig omdat de
grasparkiet nu ook betaalbaar werd voor "de gewone man". Iets wat
daarvoor absoluut niet mogelijk was geweest. Voor de eerste
ingevoerde grasparkieten moesten "de liefhebbers" maar liefst F.
300,- betalen. Als je bedenkt, dat een gewone arbeider in die tijd,
een jaarinkomen had van ca. F. 110,- dan wordt duidelijk dat alleen
"de rijken" zich het kopen van grasparkieten konden veroorloven.
Al gauw bleek dat de grasparkiet, als deze eenmaal geacclimatiseerd
was, gemakkelijk te houden en te kweken was.
Doordat de vraag naar de grasparkiet hoog bleef werd het
aantrekkelijk om in het groot met de vogel te gaan kweken en zo rond
1880 ontstonden er dan ook grote kwekerijen. De grootste kwekerijen
ontstonden in Frankrijk. Vooral in Toulouse en omgeving, waar het
klimaat bijzonder geschikt bleek voor de grasparkietenkweek, werden
enorme grote kwekerijen opgezet. Noemenswaardig in dit verband zijn
de Etablissements Bastide, opgericht in 1880 en de Etablissements
Ornithologiques Blanchard opgericht in 1886. In deze kwekerijen werd
gekweekt met 80.000 tot 100.000 grasparkieten.
Door dit alles werd de wilde grasparkiet in snelle vaart tot
huisdier gemaakt (=gedomesticeerd) en naar we nu weten, was het dan
ook niet meer dan "natuurlijk" dat er zich al spoedig plotselinge
veranderingen (=mutaties) voordeden in bijvoorbeeld de kleur van de
grasparkiet.
In dit kader doet zich in Europa, in 1872, de eerste mutatie voor in
België. In België was het de heer L. van der Snickt die de eer te
beurt viel als eerste de gele ofwel overgoten grasparkiet te kweken.
Helaas gingen deze vogels net als de ouders verloren. In 1877 was
het dezelfde kweker, die plotseling 14 overgoten kweekte.
Een paar jaar later, zo rond 1880, was het de heer Kessels, in het
Belgische Ukkel, die als eerste, gele grasparkieten met een lichte
tekening en zwarte ogen kweekte.
Ook de lutino moet omstreeks deze tijd voor het eerst in België
gekweekt zijn maar ging, door gebrek aan "erfelijke kennis" van de
kweker(s), snel weer verloren.
In 1884 duikt bij de heer Abrahams, in Engeland, de mutatie lutino
opnieuw op. De heer Abrahams had deze in het wild gevangen gele
vogels geimporteerd uit Australië. Het betrof hier zowel mannelijke
als vrouwelijke grasparkieten.
Zoals tegenwoordig nog het geval is, wanneer zich een nieuwe mutatie
voordoet, werden deze eerste lutino - mutanten tegen zeer hoge
prijzen verkocht.
Het is daarom ook niet verwonderlijk dat het een gefortuneerd
persoon is geweest, die als eerste met lutino's kweekte. Het betreft
hier de Oostenrijkse Barones Von Sweering die, als eerste, mannen en
poppen van deze mutatie kweekte.
De eerste blauwe parkieten werden ook alweer in het Belgische Ukkel
gekweekt.
Waarschijnlijk werden ze gekweekt bij de heer Limboch maar zekerheid
hieromtrent ontbreekt.
Wel is zeker dat in 1910 in Engeland de eerste blauwe grasparkieten
werden tentoongesteld in de Royal Horticultural Hall in Westminster.
Vermoed wordt dat dit blauwe grasparkieten waren van Nederlandse
afkomst.
Tussen 1925 en 1928 ontstond er in Japan plotseling grote
belangstelling voor grasparkieten. Dit werd vooral veroorzaakt door
de interesse die het vorstenhuis van Japan in de grasparkiet toonde.
Onder de japanse adel bleef dit niet onopgemerkt en al gauw werd het
een gewoonte de vogels als geschenk aan te bieden ten bewijze van
liefde en genegenheid. Dit had een gigantische prijsstijging tot
gevolg. Voor blauwe grasparkieten betaalde de japanse adel gemiddeld F. 1000,- tot F. 3000,-.
De belangstelling was echter van korte duur en al snel daalde de
prijs weer naar normale proporties.
Al voordat de gele en blauwe parkieten waren verschenen was men er
bij de kweek met de groene grasparkiet achtergekomen dat er
duidelijke verschillen waren waar te nemen in kleurdiepte. Het is
Frankrijk geweest waar de drie kleurslagen van groen naar voren zijn
gekomen. Deze kleurslagen kennen we nu als licht-, donker- en
olijfgroen. Zoals we nu weten wordt de diepte van de kleur bepaald
door het wel of niet aanwezig zijn van één of twee donkerfaktoren.
Uit kruisingen tussen de hemelsblauwe en de donkergroene kwamen de
kobalt vogels voort.
In de periode tussen de eerste en tweede wereldoorlog zien we een
snelle ontwikkeling van nieuwe mutaties. Dit werd vooral veroorzaakt
door het gecontroleerd toepassen van de kweek in broedkooien.
De cinnamon mutatie wordt in 1931 gekweekt. Rond dezelfde tijd
ontstaat de fallow mutatie, eerst in Californië en een jaar later in
Duitsland. Het bleken twee verschillende mutaties te zijn. Het
verschil tussen beide mutaties zat hem in het wel of niet bezitten
van een witte ring om de oog pupil.
In 1934 ontstaan in Denemarken de eerste recessief verervende
bonten.
In 1935 worden in Sidney de eerste Australisch dominant bonten
gekweekt. Het zou tot 1962 duren alvorens deze mutatie in Nederland
werd ingevoerd.
In 1935 wordt ook de theorie weerlegt dat de grasparkiet de kleuren
wit en geel niet tegelijkertijd kan dragen.
In dit jaar wordt namelijk de eerste geelmasker gekweekt.
Een jaar later verschijnt de mutatie violet op het toneel.
Een mutatie die alleen bij de kobalt grasparkiet goed tot uiting
komt ondanks het feit dat de violet faktor dominant vererft. Het
voert te ver om van alle mutaties, die zich tot op heden hebben
voorgedaan, het jaartal en de kweker te vermelden.
Wel wil ik in dit kader nog één van de laatste mutaties noemen.
Namelijk de gezoomde (spangle) mutatie welke in 1972 in Victoria (Australië)
werd ontdekt. De mutanten werden geëxporteerd door een kweker die in
het begin van de jaren tachtig in Zwitserland ging wonen. Toen hij
later terug naar Australië verhuisde verkocht hij al z'n gezoomden
aan een Duitse parkietenliefhebber. Toen ze in Duitsland door een
bekende Engelse kweker "ontdekt" werden, nam deze enkele exemplaren
mee naar Engeland. Inmiddels zijn ze zeer populair. Gebleken is dat
ze zeer vruchtbaar zijn, een eigenschap die, zo laat het zich
aanzien, bij kruisingen eveneens wordt overgedragen.
Door domesticatie (=het tot huisdier maken) hebben zich niet alleen
kleurveranderingen voorgedaan maar ook veranderingen m.b.t.
bijvoorbeeld grootte en vederstruktuur. Net als bij de kleurmutaties
doen dit soort veranderingen zich eerst voor bij enkele vogels. Door
selectieve kweek hebben kwekers dit soort veranderingen steeds
sterker ontwikkeld cq. verbeterd.
Zo heeft men zich in Nederland en België tussen 1927 en 1958 vooral
bezig gehouden met het verbeteren van de kleuren en de faktoren die
hierbij van invloed zijn. In Engeland daarentegen heeft men zich
vooral toegelegd op verbetering van harmonische vormen en de grootte
van de grasparkiet.
De hoofdreden van het verschil in kweekopvatting tussen de genoemde
landen was gelegen in het feit dat in Nederland de kanariekwekers en
de tropenkwekers de grasparkieten hielden. In deze tijd waren er in
Nederland vrijwel geen kwekers die alleen maar grasparkieten hielden.
Omdat de nederlandse kanarie- en tropenkwekers vooral
gespecialiseerd waren in de kleurenkweek kwam ook bij de
grasparkieten de nadruk hier op te liggen. Dit zou zo blijven tot
aan 1958.
Na 1958 zien we in grote getale de speciaal kwekers van
grasparkieten ontstaan.
Ook in Engeland waren het in hoofdzaak de kanariekwekers die zich
met de grasparkiet bezig hielden. De engelse kwekers waren echter
het meest gespecialiseerd in de postuurkweek van de kanaries. Dit
had tot gevolg dat de engelse kwekers ook bij de grasparkiet de
nadruk op het postuur gingen leggen. Het is dan ook deze periode,
van zo'n vijfendertig jaar geleden, waar het begin ligt van de grote
forse grasparkiet die we vandaag-de-dag kennen op onze shows.
U zult zich afvragen of er voor 1958 dan helemaal geen "engelse
grasparkieten" uit Engeland werden geimporteerd?
Dit is zeker wel het geval geweest. Reeds in 1954 adverteerde de
heer Jonkheer de Villeneuve uit Den Haag met Violette grasparkieten.
Deze grasparkieten waren nakweek van Engelse import vogels van de
toen zeer bekende kweker Watmough.
Er bleek echter in die dagen geen belangstelling voor deze vogels.
Deze belangstelling was er wel voor de grasparkieten met speciale
kleuren zoals bijvoorbeeld de witvleugels.
In die tijd was de heer Houtenbos uit Alkmaar op het gebied van de
kleurenkweek van grasparkieten een specialist.
In 1958 importeerde de heer P. Korver uit Alkmaar per toeval via
zijn schoonzoon, die kapitein was, een aantal grijze en grijsgroene
grasparkieten vanuit Engeland.Deze vogels werden overgenomen door de
heren P. Verbeem en T. Dijkman. Beide heren werkten op dezelfde
school, de eerste als leraar en de tweede als conciërge. Met de nakweek
van de betreffende vogels wisten ze vele shows in binnen- en
buitenland te winnen. Door vele 'oude' kwekers worden deze beide
heren wel als de grondleggers van de grasparkietensport in Nederland
beschouwd. De start van de grasparkiet als postuurvogel in Nederland
was dan ook begonnen. Ook anderen gingen zo rond 1960 vogels
importeren uit Engeland. Eén daarvan was de heer W. Vunderink die
samen met T. Dijkman in die tijd ook naam maakte met goede engelse
grasparkieten. Zoals gezegd was het in 1958 dat in Nederland de
belangstelling ontstond voor de formaatvogels onder de grasparkieten.
Deze belangstelling werd voor een belangrijk deel mede veroorzaakt
doordat de formaat vogels ook door de keurmeesters werden
gewaardeerd. Vooral de duidelijke voorkeur voor de postuur
grasparkiet van de speciaalkeurmeesters, na aanname van de standaard
van uitmuntendheid, is de oorzaak geweest van de ommezwaai van kleur
naar postuur grasparkieten in Nederland.
Door dit alles laat het oorspronkelijke "grasparkietje" uit
Australië zich dan ook al lang niet meer vergelijken met de
schitterende showvogels van nu.
A. van Kooten
|
|