Deze website wordt u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras- en grote parkieten bij de NBvV

Menu

 

Bij favorieten plaatsen!

Home

Grasparkiet - Geschiedenis

 
 

Kooi- en volièrevogels (ca. 300)
Broedconditie en broedproces
Fotogalerijen
Vogelziekten
Medicijnen
Kweekproblemen
Ziekenkooi
Vogeldierenartsen
Voeding
Bouw en inrichting volière
Tips van vogelliefhebbers
Vogels - koude volière
Vogels - warme volière
Downloads Grasparkiet - Geschiedenis

Alvorens de grasparkiet in Europa bekend wordt, is hij al lang bekend onder de Australische autochtone bevolking, de aboriginals. Zij noemden hem in hun eigen taal "bedgerigah", wat zoveel als  "goed voedsel" betekent. Het is dit woord waarvan de Engelse benaming budgerigar is afgeleid.
De eerste geschreven woorden over de grasparkiet in Europa komen we tegen in het reisverslag van kapitein James Cook als deze in 1770 Australië ontdekt. In zijn reisverslag van toen maakt hij namelijk melding van grote zwermen kleine papagaaitjes. Naar men aanneemt bedoelde Cook hier de grasparkiet.
In 1794 is het George Shaw die de grasparkiet wetenschappelijk beschrijft in zijn "Zoology of New Zealand"  en hem de Grieks - latijnse naam Melopsittacus Undulatus geeft. Het woord Melopsittacus valt, wanneer we het in het nederlands vertalen, uiteen in de griekse woorden Melos en Psittacus. Melos betekent in het Grieks zang en psittacus papagaai. Het latijnse woord Undulatus laat zich in het Nederlands vertalen in: golvende tekening dragend.
Iets later in 1805 wordt de grasparkiet ook wetenschappelijk beschreven en afgebeeldt in "Naturalist's Miscellany" (deel XVI). In dit werk wordt hij echter onder de naam Undulated Grass Parrakeet beschreven.
Men neemt aan dat het Nederlandse woord grasparkiet hiervan is afgeleid.

Kleurplaten
Vogelanimaties
Vogelmarkten
Vogelparken
Richtprijzen vogels
Vogelgeluiden
 
Erfelijkheidsleer vogels
Links naar vogelwebsites
Europese cultuurvogels
Papegaai als huisdier - index
Vogelwereld Curaçao
 
 
 

In 1831 wordt de grasparkiet in het "London Linnean Society Museum" voor het eerst in opgezette vorm tentoongesteld.

Het is daarna de beroemde vogelkenner John Gould die rond 1837 de levensgewoonten van de grasparkiet beschrijft en hem  afbeeldt in z'n werk "The Birds of Australia".  

In het jaar 1840 is het dezelfde John Gould die de eerste levende grasparkieten vanuit Australië meeneemt naar Engeland. Deze grasparkieten, die door een familielid van Gould in Australië waren gekweekt, bracht hij toen mee voor z'n zwager Charles Coxon in Engeland.  

Weer iets later, rond 1850, zijn de vogels ook te zien in de dierentuin van het Belgische Antwerpen. Niet zo verwonderlijk als men weet dat de dierentuin van Antwerpen in die tijd het centrum van de vogelhandel van geheel Europa was. Het is dan ook met name dit dierentuin waar de oorsprong ligt van de verbreiding van de vogelliefhebberij.
Vooral de centrale rol die de dierentuin van Antwerpen vervulde in de vogelhandel heeft er voor gezorgd, dat de landen rond België, een belangrijke rol hebben gespeeld (en nog spelen) met betrekking tot de grasparkietenkweek.
Aangenomen wordt dat de grasparkiet ook in Nederland rond deze tijd is ingevoerd. Hier bestaan echter geen exacte gegevens over.
Eenmaal bekend onder de vogelliefhebbers nam de grasparkietenkweek in die tijd een enorme vlucht.
De vogelvangers in Australië konden dan ook nauwelijks voldoen aan de enorme vraag. Zo werden alleen al in Frankrijk, tussen
1860 en 1870, jaarlijks honderdduizenden grasparkieten ingevoerd. Ook Nederland bleef niet achter en ook in ons land
werden in deze tijd honderdduizenden grasparkieten ingevoerd.  
In die tijd was er zo'n enorme vraag naar grasparkieten dat het heel gewoon was dat vogelhandelaren 10.000 - 15.000 koppels per maand verkochten. Door de massale import daalde de prijs van de grasparkiet spectaculair. Dit was echter gunstig omdat de grasparkiet nu ook betaalbaar werd voor "de gewone man". Iets wat daarvoor absoluut niet mogelijk was geweest. Voor de eerste ingevoerde grasparkieten moesten "de liefhebbers" maar liefst F. 300,-  betalen. Als je bedenkt, dat een gewone arbeider in die tijd, een jaarinkomen had van ca. F. 110,- dan wordt duidelijk dat alleen "de rijken" zich het kopen van grasparkieten konden veroorloven.
Al gauw bleek dat de grasparkiet, als deze eenmaal geacclimatiseerd was, gemakkelijk te houden en te kweken was.
Doordat de vraag naar de grasparkiet hoog bleef werd het aantrekkelijk om in het groot met de vogel te gaan kweken en zo rond 1880 ontstonden er dan ook grote kwekerijen. De grootste kwekerijen ontstonden in Frankrijk. Vooral in Toulouse en omgeving, waar het klimaat bijzonder geschikt bleek voor de grasparkietenkweek, werden enorme grote kwekerijen opgezet. Noemenswaardig in dit verband zijn de Etablissements Bastide, opgericht in 1880 en de Etablissements Ornithologiques Blanchard opgericht in 1886. In deze kwekerijen werd gekweekt met 80.000 tot 100.000 grasparkieten.

Door dit alles werd de wilde grasparkiet in snelle vaart tot huisdier gemaakt (=gedomesticeerd) en naar we nu weten, was het dan ook niet meer dan "natuurlijk" dat er zich al spoedig plotselinge veranderingen (=mutaties) voordeden in bijvoorbeeld de kleur van de grasparkiet.
In dit kader doet zich in Europa, in 1872, de eerste mutatie voor in België. In België was het de heer L. van der Snickt die de eer te beurt viel als eerste de gele ofwel overgoten grasparkiet te kweken. Helaas gingen deze vogels net als de ouders verloren. In 1877 was het dezelfde kweker, die plotseling 14 overgoten kweekte.
Een paar jaar later, zo rond 1880, was het de heer Kessels, in het Belgische Ukkel, die als eerste, gele grasparkieten met een lichte tekening en zwarte ogen kweekte.
Ook de lutino moet omstreeks deze tijd voor het eerst in België gekweekt zijn maar ging, door gebrek aan "erfelijke kennis" van de kweker(s), snel weer verloren.
In 1884 duikt bij de heer Abrahams, in Engeland, de mutatie lutino opnieuw op. De heer Abrahams had deze in het wild gevangen gele vogels geimporteerd uit Australië. Het betrof hier zowel mannelijke als vrouwelijke grasparkieten.
Zoals tegenwoordig nog het geval is, wanneer zich een nieuwe mutatie voordoet, werden deze eerste lutino - mutanten tegen zeer hoge prijzen verkocht.
Het is daarom ook niet verwonderlijk dat het een gefortuneerd persoon is geweest, die als eerste met lutino's kweekte. Het betreft hier de Oostenrijkse Barones Von Sweering die, als eerste, mannen en poppen van deze mutatie kweekte.

De eerste blauwe parkieten werden ook alweer in het Belgische Ukkel gekweekt.
Waarschijnlijk werden ze gekweekt bij de heer Limboch maar zekerheid hieromtrent ontbreekt.

Wel is zeker dat in 1910 in Engeland de eerste blauwe grasparkieten werden tentoongesteld in de Royal Horticultural Hall in Westminster.
Vermoed wordt dat dit blauwe grasparkieten waren van Nederlandse afkomst.

Tussen 1925 en 1928 ontstond er in Japan plotseling grote belangstelling voor grasparkieten. Dit werd vooral veroorzaakt door de interesse die het vorstenhuis van Japan in de grasparkiet toonde. Onder de japanse adel bleef dit niet onopgemerkt en al gauw werd het een gewoonte de vogels als geschenk aan te bieden ten bewijze van liefde en genegenheid. Dit had een gigantische prijsstijging tot gevolg. Voor blauwe grasparkieten betaalde de japanse adel gemiddeld F. 1000,- tot F. 3000,-.
De belangstelling was echter van korte duur en al snel daalde de prijs weer naar normale proporties.  

Al voordat de gele en blauwe parkieten waren verschenen was men er bij de kweek met de groene grasparkiet achtergekomen dat er duidelijke verschillen waren waar te nemen in kleurdiepte. Het is Frankrijk geweest waar de drie kleurslagen van groen naar voren zijn gekomen. Deze kleurslagen kennen we nu als licht-, donker- en olijfgroen. Zoals we nu weten wordt de diepte van de kleur bepaald door het wel of niet aanwezig zijn van één of twee donkerfaktoren.
Uit kruisingen tussen de hemelsblauwe en de donkergroene kwamen de kobalt vogels voort.

In de periode tussen de eerste en tweede wereldoorlog zien we een snelle ontwikkeling van nieuwe mutaties. Dit werd vooral veroorzaakt door het gecontroleerd toepassen van de kweek in broedkooien.
De cinnamon mutatie wordt in 1931 gekweekt. Rond dezelfde tijd ontstaat de fallow mutatie, eerst in Californië en een jaar later in Duitsland. Het bleken twee verschillende mutaties te zijn. Het verschil tussen beide mutaties zat hem in het wel of niet bezitten van een witte ring om de oog pupil.

In 1934 ontstaan in Denemarken de eerste recessief verervende
bonten.
In 1935 worden in Sidney de eerste Australisch dominant bonten gekweekt. Het zou tot 1962 duren alvorens deze mutatie in Nederland werd ingevoerd.
In 1935 wordt ook de theorie weerlegt dat de grasparkiet de kleuren wit en geel niet tegelijkertijd kan dragen.

In dit jaar wordt namelijk de eerste geelmasker gekweekt.  
Een jaar later verschijnt de mutatie violet op het toneel.
Een mutatie die alleen bij de kobalt grasparkiet goed tot uiting komt ondanks het feit dat de violet faktor dominant vererft.  Het voert te ver om van alle mutaties, die zich tot op heden hebben voorgedaan, het jaartal en de kweker te vermelden.
Wel wil ik in dit kader nog één van de laatste mutaties noemen. Namelijk de gezoomde (spangle) mutatie welke in 1972 in Victoria (Australië) werd ontdekt. De mutanten werden geëxporteerd door een kweker die in het begin van de jaren tachtig in Zwitserland ging wonen. Toen hij later terug naar Australië verhuisde verkocht hij al z'n gezoomden aan een Duitse parkietenliefhebber. Toen ze in Duitsland door een bekende Engelse kweker "ontdekt" werden, nam deze enkele exemplaren mee naar Engeland. Inmiddels zijn ze zeer populair. Gebleken is dat ze zeer vruchtbaar zijn, een eigenschap die, zo laat het zich aanzien, bij kruisingen eveneens wordt overgedragen.

Door domesticatie (=het tot huisdier maken) hebben zich niet alleen kleurveranderingen voorgedaan maar ook veranderingen m.b.t. bijvoorbeeld grootte en vederstruktuur. Net als bij de kleurmutaties doen dit soort veranderingen zich eerst voor bij enkele vogels. Door selectieve kweek hebben  kwekers dit soort veranderingen steeds sterker ontwikkeld cq. verbeterd.
Zo heeft men zich in Nederland en België tussen 1927 en 1958 vooral bezig gehouden met het verbeteren van de kleuren en de faktoren die hierbij van invloed zijn. In Engeland daarentegen heeft men zich vooral toegelegd op verbetering van harmonische vormen en de grootte van de grasparkiet.
De hoofdreden van het verschil in kweekopvatting tussen de genoemde landen was gelegen in het feit dat in Nederland de kanariekwekers en de tropenkwekers de grasparkieten hielden.  In deze tijd waren er in Nederland vrijwel geen kwekers die alleen maar grasparkieten hielden. Omdat de nederlandse kanarie- en tropenkwekers vooral gespecialiseerd waren in de kleurenkweek kwam ook bij de grasparkieten de nadruk hier op te liggen. Dit zou zo blijven tot aan 1958.
Na 1958 zien we in grote getale de speciaal kwekers van grasparkieten ontstaan.
Ook in Engeland waren het in hoofdzaak de kanariekwekers die zich met de grasparkiet bezig hielden. De engelse kwekers waren echter het meest gespecialiseerd in de postuurkweek van de kanaries. Dit had tot gevolg dat de engelse kwekers ook bij de grasparkiet de nadruk op het postuur gingen leggen. Het is dan ook deze periode, van zo'n vijfendertig jaar geleden, waar het begin ligt van de grote forse grasparkiet die we vandaag-de-dag kennen op onze shows.
U zult zich afvragen of er voor 1958 dan helemaal geen "engelse grasparkieten" uit Engeland werden geimporteerd?
Dit is zeker wel het geval geweest. Reeds in 1954 adverteerde de heer Jonkheer de Villeneuve uit Den Haag met Violette grasparkieten. Deze grasparkieten waren nakweek van Engelse import vogels van de toen zeer bekende kweker Watmough.

Er bleek echter in die dagen geen belangstelling voor deze vogels. Deze belangstelling was er wel voor de grasparkieten met speciale kleuren zoals bijvoorbeeld de witvleugels.
In die tijd was de heer Houtenbos uit Alkmaar op het gebied van de kleurenkweek van grasparkieten een specialist.
In 1958 importeerde de heer P. Korver uit Alkmaar per toeval via zijn schoonzoon, die kapitein was, een aantal grijze en grijsgroene grasparkieten vanuit Engeland.Deze vogels werden overgenomen door de heren P. Verbeem en T. Dijkman. Beide heren werkten op dezelfde school, de eerste als leraar en de tweede als conciërge. Met de  nakweek van de betreffende vogels wisten ze vele shows in binnen- en buitenland te winnen. Door vele 'oude' kwekers worden deze beide heren wel als de grondleggers van de grasparkietensport in Nederland beschouwd. De start van de grasparkiet als postuurvogel in Nederland was dan ook begonnen. Ook anderen gingen zo rond 1960 vogels importeren uit Engeland. Eén daarvan was de heer W. Vunderink die samen met T. Dijkman in die tijd ook naam maakte met goede engelse grasparkieten. Zoals gezegd was het in 1958 dat in Nederland de belangstelling ontstond voor de formaatvogels onder de grasparkieten. Deze belangstelling werd voor een belangrijk deel mede veroorzaakt doordat de formaat vogels ook door de keurmeesters werden gewaardeerd. Vooral de duidelijke voorkeur voor de postuur grasparkiet van de speciaalkeurmeesters, na aanname van de standaard van uitmuntendheid, is de oorzaak geweest van de ommezwaai van kleur naar postuur grasparkieten in Nederland.
Door dit alles laat het oorspronkelijke "grasparkietje" uit Australië zich dan ook al lang niet meer vergelijken met de schitterende showvogels van nu.  

A. van Kooten 

Verwante links

Herkomst en leefmilieu van de grasparkiet
Broedproces van de (Engelse) grasparkiet in avicultuur
Problemen tijdens het broedproces van de (Engelse) grasparkiet

 

 

 

Disclaimer

Home

Vertel een vriend over deze site

 

Copyright © 2005, Adri van Kooten, All Rights Reserved | Webdesign: Adri van Kooten