Deze website wordt u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras- en grote parkieten bij de NBvV

Menu

 

Bij favorieten plaatsen!

Home

Kruipersziekte

 
 

Kooi- en volièrevogels (ca. 300)
Broedconditie en broedproces
Fotogalerijen
Vogelziekten
Medicijnen
Kweekproblemen
Ziekenkooi
Vogeldierenartsen
Voeding
Bouw en inrichting volière
Tips van vogelliefhebbers
Vogels - koude volière
Vogels - warme volière
Downloads Kruipersziekte

Eén van de meest gevreesde stoornissen waarmee we als kweker geconfronteerd kunnen worden is de kruipersziekte of ook wel French Moult genoemd. Bij deze aandoening betreft het jongen waarbij, veelal net voordat ze uitvliegen, zonder zichtbare oorzaak de staart- en slagpennen uitvallen. Gevolg hiervan is dat deze vogels niet (meer) kunnen vliegen en alleen in staat zijn om op de grond te lopen (vandaar 'kruipers'). Bij nadere beschouwing zult u in de schachten van de pennen een roodbruine substantie vinden en ook blijken de pennen aan het uiteinde van de schacht een knik te bezitten, een soort verzwakking. Een terugblik in de geschiedenis leert ons dat deze ziekte zich voor het eerst vertoonde zo rond 1870 in één van de grote kwekerijen in Frankrijk (Dit verklaard ook de naam French Moult of te wel Franse rui). Rond deze tijd waren er in Frankrijk zeer groots opgezette kwekerijen. Gezien de overbevolking en de slechte hygiënische omstandigheden werd de ziekte hieraan toegeschreven. Door de tijd heen is er in verschillende landen veel onderzoek gedaan naar de oorzaak van de ziekte, echter veelal zonder succes. Ook vele goed bedoelde eigen experimenten met voeding, overleggen van eitjes, strenge hygiëne, geen overbelasting van de kweekstellen, voldoende licht en lucht etc. leken soms resultaat te hebben maar gaven nimmer een overtuigend bewijs over de oorzaak van deze ziekte.

Kleurplaten
Vogelanimaties
Vogelmarkten
Vogelparken
Richtprijzen vogels
Vogelgeluiden
 
Erfelijkheidsleer vogels
Links naar vogelwebsites
Europese cultuurvogels
Papegaai als huisdier - index
Vogelwereld Curaçao
 
 
 
 

Het overtuigend bewijs van de oorzaak van French Moult is eigenlijk nog maar sinds kort geleverd.In augustus 1981 publiceerden Davis, Bozeman en medewerkers de resultaten van een onderzoek omtrent French Moult bij grasparkieten. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat French Moult werd veroorzaakt door een lichte besmetting met het papovavirus. Later, in 1984, werden de resultaten van een gericht onderzoek naar French Moult bij grasparkieten op de Universiteit te Gifu in Japan gepubliceerd. Katsuya Hiray, Nonaka en enkele anderen onderzochten de oorzaak van French Moult bij grasparkieten nadat in verschillende zeer grote commerciële kwekerijen uitbraken van French Moult onder de jonge grasparkieten had plaatsgevonden. Bijzonderheden waren hier dat er zeer weinig dode jongen voorkwamen. Zeer veel vogels herstelden. De ziektegevallen liepen uiteen van zeer licht vederverlies tot sterk vederverlies. Bij onderzoek bleken de nieren van de jonge vogels besmet te zijn met het papovavirus terwijl andere organen zoals lever, hart en milt zeer weinig aangetast waren. Ook werd het papovavirus in de veerfolikels en in de huid aangetroffen van de jonge grasparkieten. De vogels produceerden antistoffen tegen het virus hetwelk eveneens in verschillende organen in grote concentratie werd aangetroffen. Uit dit onderzoek bleek dat een lichte papovavirus besmetting wel French Moult teweeg bracht, maar geen sterfte. Verder stelde men dat de leeftijd waarin de besmetting met het papovavirus plaatsvindt een zeer belangrijke rol speelt. Besmetting met het papovavirus van vier weken oude grasparkieten bleek geen ziekte verschijnselen en of French Moult te veroorzaken. In hetzelfde jaar (1984) publiceert professor Bernier verdere bevindingen over French Moult bij grasparkieten. Hierbij kwamen een aantal nieuwe punten aan het licht. Zo bleek bijvoorbeeld  dat bij vogels die de ziekte hadden overleeft, de kleur van de nieuw aangegroeide slagpennen, verbleekt was. Bij de daarop volgende rui kwamen echter normaal gekleurde slagpennen weer terug. Ook was er in dit onderzoek aandacht voor de besmettingsoverdracht van de ziekte. De infektie, zo blijkt, kan plaatsvinden via de eieren, maar ook via de ontlasting en de uitgevallen veren van de vogels. Uit weer een ander onderzoek kwam naar voren dat de besmetting ook kan plaatsvinden bij vogels die niet met elkaar in contact komen maar wel in dezelfde broedruimte verblijven (bijvoorbeeld in twee verschillende broedkooien). Deze besmetting vindt plaats in zestien dagen. Nu we uit de verschillende wetenschappelijke onderzoeken de veroorzaker van French Moult kennen, rijst direct de vraag: "Wat kan cq. moet ik nu doen als ik met de ziekte geconfronteerd wordt?"  Helaas luidt het antwoord op deze vraag: "Tot op heden valt er niets tegen de ziekte te doen". Geneesmiddelen bieden hier geen uitkomst. Het grasparkietenlichaam zal zelf, door het maken van antistoffen tegen de papovavirus, de ziekte moeten overwinnen. Bij een uitbraak van French Moult zijn er wel,ter voorkoming van verdere gevolgen, verschillende tips te geven, te weten: 

  1. Kweek onderbreken en de vogels voor minstens 1 maand uit de kweekruimte verwijderen.

  2. Vogels in een gedesinfecteerde ruimte brengen.

  3. De totale kweekruimte, inclusief muren, vloer, drinkbakken e.d. goed schoonmaken en desinfecteren.

  4. Desinfecteer op dezelfde wijze de broedkooien en  broedblokken. Let er vooral op dat geen zaadpellen en  ontlasting achterblijft.

  5. Zet na twee maanden de vogels weer in de kweekruimte.

  6. Breng nooit French Moult jongen in een kweekruimte onder waar zich broedende vogels bevinden.

  7. Breng geen vogels uit een andere volière in de kweekruimte tijdens de kweek.

Het spreekt vanzelf dat in zeer goede conditie verkerende vogels een besmetting met het papovavirus beter weerstaan dan die waarvan de conditie te wensen overlaat. De snelheid van het aanmaken van de antistoffen blijkt erfelijk vastgelegd. Dit betekent dat er vogels zullen zijn die, als gevolg van een langzame aanmaak van antistoffen, (veel) minder weerstand zullen kunnen bieden aan deze ziekte. Dit verklaard ook waarom men lange tijd heeft veronderstelt dat French Moult een aandoening was die erfelijk bepaald werd. Een goede conditie van onze grasparkieten kunnen we verkrijgen door een voeding te verstrekken waarin in de juiste hoeveelheden alle stoffen voorkomen die het grasparkietenlichaam nodig heeft. Vanwege een artikel, die ik tegenkwam over French Moult, leg ik hier bewust het verband tussen een goede conditie en een goede voeding, samenvattend vertelt de schrijver van dit artikel namelijk het volgende:

Nadat hij geconfronteerd werd met een pop, die in twee ronden negen kruipers voortbracht en niet één gezond jong, kreeg hij van een ervaren kweker het advies om aan zijn eivoer de aminozuren Arginine*, Cystine* en Lysine-mono-hydrochloride* toe te voegen. Met als reden dat deze aminozuren te weinig in onze zaadmengsels voor komen. Het resultaat na toevoeging van de betreffende aminozuren was dat de pop die 100% kruipers gaf, geen kruipers meer kreeg. Toen hij de aminozuur-toevoeging staakte kreeg de pop weer 100% kruipers. Toen de bewuste aminozuren vervolgens weer in de voeding werden verstrekt, bracht zij weer een nest gezonde jongen groot. De schrijver veronderstelt vervolgens dat door toevoeging van de genoemde aminozuren de algehele weerstand bij de vogels toeneemt en daardoor voldoende weerstand geboden kan worden aan het ziekmakende papovavirus. Eén en ander lijkt nogmaals te bevestigen dat bepaalde voedingsstoffen een (levens)noodzakelijke rol spelen in het grasparkietenlichaam. Indien dergelijke voedingsstoffen ontbreken zal onherroepelijk de algemene weerstand van de vogel aangetast raken met als gevolg dat de vogel ziek wordt en of zal sterven. Dit is trouwens niet anders als bij de mensen waar immers ook bij voedingstekorten ziekten uitbreken. Denk in dit verband aan de (gruwelijke) beelden die we regelmatig voorgeschoteld krijgen uit derde wereld landen. Zijn het ook hier niet de kinderen (dus de jongsten) waarbij de weerstand, ingeval van voedingstekorten, het als eerste laat afweten. Willen we voldoende weerstand kunnen bieden aan ziekmakende virussen dan zullen in onze voeding alle levensnoodzakelijke voedingsstoffen aanwezig moeten zijn.   

* Met de toediening van pure aminozuren moeten we oppassen.

De betreffende aminozuren kunnen het beste gegeven worden via een natuurprodukt. Om bovenstaand effect te krijgen kan aan een kilo ei-krachtvoer, 75 gram sojabloem en 200 gram boekweitmeel toegevoegd worden.

 

A. van Kooten
 

 

Disclaimer

Home

Vertel een vriend over deze site

 

Copyright © 2005, Adri van Kooten, All Rights Reserved | Webdesign: Adri van Kooten